Het niet toenemen van dingen

Het niet doen toenemen van dingen is de weg naar het ongeconditioneerde. Het doel in het boeddhisme.

Inhoudsopgave

Het hoofd plaveit de weg

De weg naar het hart vrijmaken

Het belangrijkste obstakel op de meditatieve weg

Stofjes op de spiegel

Het ik niet tussenbeide laten komen

Het niet doen toenemen

De haarworteltjes

Waarom werkt de toename inzicht tegen?

Toename in zowel interne als externe zin

Extra aanbevelingen

Het hoofd plaveit de weg

Om de kern van dit hoofdstuk goed te begrijpen, is het belangrijk om minimaal eerst het hoofdstuk Het zien en begrijpen van oorzaken en gevolgen door te nemen. Daar hebben we geleerd dat uit het ene fenomeen, een ander fenomeen (of een 'ding') ontstaat. We hebben geleerd over conditionering. Dat het ene (een gevolg) ontstaat uit het andere (oorzaak oftewel voorwaarde (paccaya)), en dat er zonder die voorwaarde (paccaya) ook geen gevolg kan ontstaan. Zo krijgen we inzicht in de wet van oorzaak en gevolg oftewel het afhankelijk ontstaan (paticcasamuppada).

Als je dit ziet en begrijpt mag je jezelf gelukkig prijzen, want dan begrijp je de allerbelangrijkste kern van de Leer van de Boeddha. Zelfs als dit begrijpen nog slechts een zaak van het hoofd (conceptueel) is, en het nog niet in het hart is ontwikkeld, dan is dit toch een essentiële aanzet die tot diep begrip aanzet. Want alles begint eerst bij het hoofd. Het verstandig nadenken (yoniso manasikara) kan ons naar een hoger niveau tillen en uiteindelijk zal er diep in ons hart een begrip ontstaan waardoor we de dingen zien zoals ze werkelijk zijn (yathabhuta). Zo plaveit het hoofd de weg waardoor Het hart uiteindelijk tot volle wasdom (gotrabhu) kan komen en het doel — Nibbana — kan worden bereikt.

De weg naar het hart vrijmaken

Waar we wel voor moeten waken, is dat we niet vastklampen aan de concepten in het hoofd. Want als we blijven steken in het hoofd, kan Het hart het werk niet doen. Het hoofd beschikt niet over intuïtieve wijsheid, alleen over concepten, ideeën. Als we dat allemaal loslaten, valt het intellect stil. Op dat moment wordt de weg naar het hart vrijgemaakt zodat intuïtieve wijsheid kan stromen. Het is het aandacht schenken dat dit mogelijk maakt en dus al het nodige werk — intuïtieve wijsheid laten stromen — voor jou doet. Hier betekent intuïtief dat wijsheid spontaan is, niet vooropgezet of aangezet is (zie asankharika citta) en dus onafhankelijk (anissito) is. Daarom is intuïtieve wijsheid gelijk aan helder objectief gewaarzijn (vijañana) of helderheid van bewustzijn (sampajañña).

Het hoofd is beperkt, en wat beperkt is kan het onbeperkte niet omvatten of overtreffen. De vermogens van 'het hart' (bala) zijn veel omvangrijker dan het intellect en worden dan ook niet voor niets krachten genoemd omdat ze allesbepalend zijn in de ontwikkeling van inzicht. Door louter en alleen maar aandacht te schenken maken we het hart geleidelijk aan krachtiger dan het hoofd.

Het belangrijkste obstakel op de meditatieve weg

Wanneer je kijkt, luistert etc. 'zonder iets erbij', zonder een toename (papañca), is het waarnemen het zuiverst omdat er dan sprake is van een niet vooropgezette geest (asankharika citta). Of je dit nu toepast in je dagelijks leven of als je op een specifiek onderwerp mediteert. Dit is wat ons streven hoort te zijn omdat dit de weg is van helder objectief gewaarzijn (vijañana) dat essentieel is voor bevrijding (vimutti). Maar als dat hoogste doel heel makkelijk te bereiken is, zou het niet moeilijk zijn om in meditatie louter aandacht te schenken, zonder iets erbij. Maar het louter aandacht schenken is niet zo eenvoudig. Het wordt pas eenvoudig naarmate de geest zich beetje bij beetje van z'n problemen en z'n ballast ontdoet. En daarvoor is nu eenmaal training vereist. Een getrainde geest brengt geluk, maar veronachtzaamd komt hij steeds in moeilijkheden. Daarom is het voor veel mensen makkelijk om moeilijk te doen (dukkha), maar moeilijk om eenvoudig te zijn (santi). Het is de manifestatie van de ongetrainde geest wat ons laat inzien dat er werk aan de winkel is.

De Boeddha leert dat alle dingen meerdere oorzaken hebben en dat niets op zichzelf kan bestaan. Hij leert dat de oorzaak van lijden begeerte is, maar zoals we steeds hebben gezien staan dingen niet op zichzelf. Dat geldt ook voor begeerte. Ook dat heeft, net zoals alle dingen, meerdere oorzaken. Exact gesproken is begeerte of de hunkering dan ook niet de enige oorzaak, maar de hoofdoorzaak van lijden (dukkha). Ik leg het misschien overdreven vaak uit, maar dit is cruciaal voor het ontwikkelen van inzicht.

Wat we goed moeten begrijpen, is dat begeerte (tanha) en onwetendheid (avijja) 'vrienden' van elkaar zijn, in die zin dat ze elkaar in stand houden, elkaar voeden.

We weten dat wijsheid (pañña) oftewel de 'dingen zien zoals ze werkelijk zijn' (yathabhuta) de voorwaarde is voor de volledige beëindiging van lijden. Bij het verwerven van de derde meditatieve verdieping (zie jhana) is begeerte zo goed als verdwenen, maar nog niet helemaal. Want pas bij het volledig uitrukken van begeerte (tanhakkhayo) is arahatschap een feit en onwetendheid (avijja) volledig verdwenen. Als we de jhana's (zie straks Extra aanbevelingen) in de lijst van 1-8 beschouwen, zijn de jhana's 5-8 namelijk heel subtiel. Het komt erop neer dat zelfs de meest subtiele vorm van begeerte een obstructie in de geest vormt omdat er in zulke bewustzijnstoestanden nog steeds een vastgrijpen is. Dat vastgrijpen wordt ondersteund door de vriend van begeerte, onwetendheid, namelijk de onwetendheid omtrent de drie kenmerken (ti lakkhana). Het hoofd begrijpt dan wel 'de dingen zoals ze werkelijk zijn', maar Het hart mist nog 'een stukje ontwikkeling'.

Omdat begeerte (tanha) 'het kleven van de geest aan mentale objecten' impliceert, en 'bevrediging zoekt in dingen, dan weer hier, dan weer daar' zoals de Boeddha zegt in S56-011, speelt begeerte op veel fronten. Ook al kan het subtiel aanwezig zijn. Begeerte kan in onze gedachte zijn en samengaan met elke actie. Tijdens meditatie kan er een begeerte zijn om het doel te bereiken zodat we dwangmatig te werk gaan en daardoor het doel juist missen. Als we er goed naar kunnen luisteren zouden we kunnen ontdekken dat we iets in onze actie nog niet goed genoeg doen. Daarom is het zo belangrijk om heel aandachtig te zijn. Zolang er begeerte oftewel hunkering is, zijn we als het ware nog onwetend in 'de weg naar het doel'. Misschien kent het hoofd de weg wel, maar is de vaardigheid (paguññata) nog niet door Het hart ontwikkeld. Vastberadenheid (adhimokkha), evenwichtigheid van de vermogens (indriya samatta), vertrouwen (saddha) en geduld (khanti) zijn essentieel, want er zijn geen 'binnendoor wegen' naar Nibbana.

Hoe subtiel begeerte kan zijn, wordt verduidelijkt door het volgende. Gelijkmoedigheid (upekkha) is de hoogste factor van verlichting. Maar toen Ananda aan de Boeddha vroeg of iemand Nibbana bereikt wanneer die gelijkmoedigheid ontwikkeld is, zei hij dat de een Nibbana wel bereikt en de ander niet. In het volgende citaat geeft de Boeddha aan waarom iemand Nibbana niet bereikt, namelijk vanwege het vastklampen aan de hoogste jhana, de sfeer van noch waarnemen noch niet waarnemen. (De betekenis van de zin: 'Als het niet zo was, zou (...)', is in M106 verklaard.)

"Hier (idha) Ananda, oefent een monnik aldus: 'Als het niet zo was, zou het niet van mij zijn; het zal niet zijn en het zal niet van mij zijn. Wat bestaat, wat er opgekomen is, dat laat ik varen.' Zo verkrijgt hij gelijkmoedigheid. Hij verheugt zich in die gelijkmoedigheid, verwelkomt het en blijft eraan vasthouden. Terwijl hij dat doet, wordt zijn bewustzijn ervan afhankelijk (nissito) en klampt zich eraan vast. Een monnik, Ananda, die getroffen is door hechten, verwerft Nibbana niet."

11. "Maar, eerwaarde heer, als die monnik zich vastklampt, waar klampt hij zich dan aan vast?"

"Aan de basis van noch waarnemen noch niet waarnemen, Ananda."

M106 — Aneñjasappaya Sutta — De weg naar het onverstoorbare

Stofjes op de spiegel

Voor wat betreft de meditatieve weg is het cruciaal te leren om heel geduldig (khanti) te zijn anders ga je jezelf teveel dwingen. En we weten dat De middenweg de weg van niet-dwang is.

Elke gedachte, elk verlangen, elk vooropgezet idee of wat dan ook dat je tijdens je meditatie of gewoon tijdens je dagelijks leven erop nahoudt, hindert je om objectief gewaar (vijañana) te zijn. Een heldere geest waarin geen activiteit is — behalve dan dat er pure aandacht is — is als een heldere spiegel die alles perfect weerspiegelt wat er is. Maar wanneer er stofjes op de spiegel dwarrelen, wordt de spiegel bedekt en weerkaatst hij niet goed wat er is. Zo is dat ook met de geest. Hoe meer activiteiten, dingen (dhamma's) in de geest, hoe minder goed hij kan zien wat er is. Dan is de staat van de geest (citta) minder goed te zien en te begrijpen.

Het ik niet tussenbeide laten komen

Mentale activiteiten kunnen in heel subtiele mate aanwezig zijn zodat ze in het begin moeilijk te zien zijn. Daarom is het cruciaal dat je leert om als een passieve toeschouwer in je geest te kijken met louter aandacht. Aandacht doet al het werk voor jou. Het minste geringste wat jij daaraan toevoegt, dat jij iets meer probeert te doen dan louter aandachtig te zijn, zal je alleen maar hinderen op je weg. Dat is omdat het 'ik' dan tussenbeide komt, maar in de absolute werkelijkheid (paramattha sacca) is er geen ik. Het is 'het kleven aan mentale objecten' (tanha) dat ervoor zorgt dat het 'ik' tussenbeide komt, een rol krijgt.

Als je in drijfzand terechtgekomen bent, zul je er steeds verder in wegzakken als je verwoede pogingen doet om eruit te komen. Je zult echter iets moeten doen om eruit te komen. Door jezelf heel rustig te houden en je langzaam en voorzichtig vooruit te bewegen, heb je waarschijnlijk de meeste kans van slagen. Zo is het met meditatie ook: niet teveel doen. Het enige dat je doet is aandacht schenken. Meer niet.

Zoals we in het citaat hierboven hebben gezien, kan dat 'ik' zelfs nog tussenbeide komen op het niveau waar gelijkmoedigheid (upekkha), de hoogste factor van verlichting (bojjhanga) ontwikkeld is en zodoende bevrijding (vimutti) vooralsnog in de weg staat. In de staat van bewustzijn (citta) hoort geen spoor meer van 'ik' aanwezig te zijn. Zodra je bewust bent van jezelf ontstaat er een blokkade. Maar wanneer je elk fenomeen in je geest laat varen, kan intuïtieve wijsheid stromen dat de weg openbreekt naar het ongeconditioneerde (asankhata), Nibbana.

Ook dit is waarom we in Inzicht meditatie nergens naar op zoek zijn.

Het niet doen toenemen

Zoals gezegd is begeerte niet de enige oorzaak, maar het is wel de hoofdoorzaak van lijden. En ook weten we dat bewustzijn (viññana) dat samengaat met begeerte (tanha) de neiging heeft 'te kleven aan mentale objecten', zelfs wanneer gelijkmoedigheid (upekkha) is ontwikkeld zoals de Boeddha in M106 zegt.

Ook weten we dat mentale factoren (cetasika) elkaar onderling kruislings beïnvloeden en er zo diverse mentale formaties (sankhara) ontstaan.

Bijvoorbeeld: 1. afhankelijk van zintuiglijke indruk (phassa) ontstaat 2. gevoel (vedana). Afhankelijk van gevoel ontstaat 3. begeerte (tanha). Dit zijn geen gebeurtenissen die per definitie in deze vastgestelde volgorde plaatsvinden. We kunnen de zaak net zo goed omdraaien: 3. begeerte doet 2. gevoel toenemen. Gevoel doet 1. zintuiglijke indruk toenemen.

De toename in deze kan je zien als iets intenser maken, iets vermeerderen. Dat is vanwege een afhankelijkheid. Die afhankelijkheid is vanwege vastgrijpen oftewel begeerte. Dit is wat de 'voorwaartse richting' (anuloma) wordt genoemd waarin het lijden toeneemt.

In de opsomming van het afhankelijk ontstaan (paticcasamuppada) noemt de Boeddha 12 schakels. De opsomming van de volgorde en de afzonderlijke schakels, is slechts een basisformule om iets met woorden duidelijk te kunnen maken. Het is slechts een conventionele aanduiding (vohara vacana). Maar al die schakels met hun specifieke aspecten zoals vele mentale formaties (sankhara) en de vele typen bewustzijn (viññana), beïnvloeden elkaar allemaal kruislings. Dit proces werkt dus niet enkel en alleen volgens de basisformule.

'Afhankelijk van' (nissito) betekent hier wanneer er sprake is van vastgrijpen. Het vastgrijpen van een fenomeen, een ding, vormt de voorwaarde (paccaya) voor het ontstaan van iets anders, van conditionering. Zo werkt het afhankelijk ontstaan (paticcasamuppada).

In al die gebeurtenissen of processen spelen veel dingen een rol, zoals gevoelens (vedana), waarnemingen (sañña), diverse mentale formaties (sankhara) etc. En al die gebeurtenissen beïnvloeden elkaar kruislings waarin één factor de hoofdrol speelt: begeerte (tanha). Vandaar dat het de hoofdoorzaak van lijden is. En het is bewustzijn (viññana) dat de hele boel bij elkaar houdt omdat het onlosmakelijk met alle andere mentale fenomenen verbonden is. Bewustzijn heeft de neiging te kleven aan mentale objecten omdat er, bij de onverlichte geest, altijd minstens in subtiele mate, begeerte (tanha) aanwezig is. Dit is waarom bewustzijn een soort van vergaarbak is. Het lijkt op een magneet die op een willekeurige plaats neergegooid is en niet alleen ijzer, maar alles in z'n omgeving aantrekt en zich eraan vastplakt.

Nu zijn we aanbeland waar dit hoofdstuk en de gehele boeddhistische Leer om draait: het niet toenemen van dingen oftewel dhamma's. In Het zien en begrijpen van oorzaken en gevolgen hebben we uitgelegd dat alles dat opgekomen is, geconditioneerd (sankhata) is en niet ons doel is omdat het geconditioneerde lijden is vanwege het feit dat alle dingen de drie kenmerken (ti lakkhana) in zich dragen.

Goed onthouden: elk ding (dhamma) heeft meerdere oorzaken en is dus ontstaan uit meerdere dingen. Dingen zijn daarom samengesteld uit meerdere dingen. Vandaar dat we ze mentale formaties (sankhara's) noemen omdat ze in het bewustzijn ontstaan. Daar beïnvloeden ze elkaar kruislings en door het vastklampen wordt de toename ervan in stand gehouden. Die toename of uitbreiding noemen we papañca en werkt de ontwikkeling van inzicht tegen. Want vergeet niet dat een gedachte of idee ook een 'ding' is. Papañca houdt daarom ook het 'opblazen' in, in de zin van iets 'groter maken dan het is', of het laten groeien van 'het bos van ideeën'.

De Dhamma (als de Leer) is voor degene die vreugde vindt in afname (het niet-wereldse, d.w.z. Nibbana); het is niet voor hem die vreugde vindt in het wereldse (lokiya). D.w.z. dat wat steeds toeneemt (papañca).

De haarworteltjes

Een gedachte is al een ding, het is geconditioneerd. Uit die gedachte ontstaat weer een andere gedachte. Als het een gedachte is die gepaard gaat met begeerte, zelfs al is het subtiel aanwezig, is er sprake van 'toename van dingen'. Het is het groeien, het doen toenemen van mentale dingen. Het lijkt op de wortels van een plant. De wortels zoeken naar voeding (ahara) en de grond erom heen levert die voeding. De toename begint bij dunne haarworteltjes die zich vermeerderen, die toenemen. Aan het ene haarworteltje groeit weer een ander haarworteltje. De haarworteltjes groeien uit tot een flinke kluit en sommige worteltjes worden stevige, dikke wortels. Door al die dunne en dikke wortels raakt de plant stevig aan de wereld verankerd.

Waarom werkt de toename inzicht tegen?

Waarom werkt de toename oftewel het uitbreiden (papañca) van dingen, inzicht tegen? Het antwoord is eenvoudig: toename vermeerdert het geconditioneerde (sankhata) waardoor ideeën, gevoelens etc. toenemen en dus een blokkade vormen voor objectief helder gewaarzijn (vijañana) dat de voorwaarde is voor bevrijding (vimutti). Zie bijvoorbeeld Snp4-11, 874.

Omdat dit proces zich binnen het eigen mentale continuüm afspeelt, wordt het geloof in persoonlijkheid (sakkaya ditthi), oftewel de ideeën van 'ik', versterkt wat leidt tot verkeerde opvattingen (ditthi).

In M011 — Cula Sihanada Sutta — De kleine brul van de leeuw legt de Boeddha uit dat zijn Leer onderscheiden kan worden van andere geloofsovertuigingen vanwege haar unieke verwerping van alle doctrines die zich bezigen met een zelf of ziel. En dat is wat het essentiële onderscheid maakt. De Boeddha zegt in M011:

4. "Het is mogelijk, monniken, dat zwervers van andere religies zullen zeggen: 'Vrienden, ook wij hebben vertrouwen in de leraar, dat wil zeggen, in onze leraar; ook wij hebben vertrouwen in de dhamma, dat wil zeggen, in onze dhamma; ook wij hebben de regels vervuld, dat wil zeggen, onze regels; en onze metgezellen in de dhamma zijn ons lief en aangenaam of zij nu lekenvolgelingen zijn of degene die hun huis verlaten hebben. Wat is hier het onderscheid, vrienden, wat is de variëteit, wat is het verschil tussen ons?'"

5. "Zwervers van andere religies die zulk een vraag stellen kunnen op deze manier beantwoord worden: 'Hoe is het, vrienden, is er één doel of zijn er vele doelen?' Als zij juist antwoorden, zullen zwervers van andere religies op deze wijze antwoorden: 'Vrienden, er is één doel, niet vele doelen[1].'"

En dan komt het grote onderscheidt aan het licht. Want elk geloof omtrent persoonlijkheid (sakkaya ditthi) is diep verbonden met voorkeur en afkeer waardoor Het zelf in stand wordt gehouden.

"'Maar vrienden, is dat doel voor iemand die voorkeur en afkeer (anurodhapativirodha) heeft of is dat doel voor iemand die geen voorkeur en afkeer heeft?' Als zij juist antwoorden, zal hun antwoord zijn: 'Vrienden, dat doel is voor iemand die geen voorkeur en afkeer heeft, maar niet voor iemand die wel voorkeur en afkeer heeft.'"

"'Maar vrienden, is dat doel voor iemand die vreugde vindt in en gelukkig is met toename (papañca) of is dat doel voor iemand die geen vreugde vindt in en gelukkig is met toename?' Als zij juist antwoorden, zal hun antwoord zijn: 'Vrienden, dat doel is voor iemand die geen vreugde vindt in en gelukkig is met toename, maar niet voor iemand die vreugde vindt in en gelukkig is met toename[2].'"

M011 — Cula Sihanada Sutta — De kleine brul van de leeuw

Dit is waarom mensen die op zoek zijn naar een zelf of een ziel, op zoek zijn naar het aangename, naar het aantrekkelijke en de De middenweg niet zien. Zij zoeken niet naar waarheid, niet naar de realiteit. Zij zien de Dhamma niet. Zij vinden vreugde in en zijn gelukkig met toename oftewel uitbreiding (papañca), het geconditioneerde (sankhata), niet in het ongeconditioneerde (asankhata). Daarom is er voor hen niet één doel, maar vele doelen. Zij zoeken bevrediging in het geconditioneerde, 'dan weer hier, dan weer daar' (S56-011). Maar Nibbana is ongeconditioneerd, dus is er voor de boeddhist maar één doel.

Ook dit is waarom we in Inzicht meditatie nergens naar op zoek zijn. (Nippapañca is het tegenovergestelde van papañca en is een andere naam voor Nibbana.)

In zijn laatste woorden gebruikte de Boeddha de woorden vayadhamma sankhara: vaya = vergaan; dhamma = dingen; sankhara = samengesteld/gevormd (doordat dingen elkaar beïnvloeden). 'Samengestelde dingen moeten vergaan.'

En de volgende woorden waren de woorden van die Prachtige Mens (Acchariya Manussa) waarmee hij voor de laatste maal zijn monniken (en ons) aanmoedigde dat we ons aan geen enkel ding zouden moeten hechten omdat alle samengestelde dingen weer moeten vergaan. En het voornaamste aspect dat hierin het werk doet, is aandacht oftewel indachtigheid. Appamadena is afgeleid van appamada en betekent letterlijk 'de afwezigheid van onoplettendheid'. Dit is dan ook waarom ik zo benadruk dat je aandacht het werk moet laten doen.

Handa dani bhikkhave amantayami vo: vayadhamma sankhara, appamadena sampadetha.

Welnu, monniken, ik spoor jullie aan: alle samengestelde dingen moeten weer vergaan. Bewerkstellig vastbesloten door indachtigheid jullie eigen bevrijding.

D16 — Maha Parinibbana Sutta — Het grote heengaan

De Boeddha op sterven.

Toename in zowel interne als externe zin

'Binnen het eigen mentale continuüm' waarover ik het eerder had, betreft ook zaken waar iemand zich in de externe wereld mee bezigt. Want de externe wereld staat niet los van de interne wereld. Zo zal iemand met extreme ideeën zich bijvoorbeeld met mensen ophouden die soortgelijke ideeën huisvesten. Mensen hechten erg aan meningen en zijn dan ook erg geïnteresseerd in elkaars meningen. Zo voeden (ahara) zij elkaar en vaak ontstaan zo hele complottheorieën die bol staan van de foute ideeën. Het is zeer gevaarlijk en het richt veel schade aan, zowel aan een maatschappij als aan de persoon zelf. Op die manier is slecht gezelschap (samseva) een voorwaarde (paccaya) voor toename (papañca) dat een heel verkeerd inzicht doet ontstaan.

"Door gezelschap met slechte mensen (asappurisa samseva) ontstaat luisteren naar slecht advies (...)."

A10-062 — Samseva Sutta — Gezelschap

Extra aanbevelingen

Lees wat de Boeddha over papañca zegt in M011 — Cula Sihanada Sutta — De kleine brul van de leeuw.

Raadpleeg papañca.

Leer wat de Boeddha zegt over het loslaten van staten zoals gelijkmoedigheid in M106 — Aneñjasappaya Sutta — De weg naar het onverstoorbare.

Leer meer over jhana, de meditatieve verdiepingen.

In A10-062 — Samseva Sutta — Gezelschap toont de Boeddha oorzaak en gevolg van verkeerd en goed gezelschap. Dit heeft enorme gevolgen voor je inzicht.

Raadpleeg samseva.

Eindnoten

[1] Het boeddhistische doel is Nibbana, het ongeconditioneerde, dus kan er maar één doel zijn.

[2] Toename (papañca), is hier overeenkomstig met MA, de mentale activiteit geleid door begeerte en meningen.

Document info
RegID bwctoIWbiKOyW5x
Bijgewerkt 2 maart 2023 23:44:46
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen