De kenmerken van niet-zelf

Anatta Lakkhana Sutta

In deze toespraak zet de Boeddha de Leer van niet-zelf (anatta) uiteen. Hij verklaart dat dingen vergankelijk zijn en omdat dingen aan verandering onderhevig zijn, lijden impliceren. Vanwege deze feiten verklaart hij dat nergens in de vijf aggregaten (materie; gevoelens; waarnemingen; mentale formaties; bewustzijn) zoiets als een ziel of een zelf te vinden is.

Net zoals bij de eerste toespraak predikte hij deze toespraak tot de eerste vijf monniken, maar deze keer verwierven zij allemaal arahatschap. De Anatta Lakkhana Sutta is de tweede toespraak die de Boeddha predikte, vijf dagen na de eerste.

Inhoudsopgave

Niet-zelf

Niet van mij

Niet mijn zelf

Conclusie

Niet-zelf

Aldus heb ik gehoord: Eens verbleef de Gezegende in het hertenpark (Migadaya) van Isipatana, nabij Varanasi (het toevluchtsoord voor asceten). Daar sprak hij tot de monniken van de groep van vijf[1]: "Monniken." — "Eerwaarde heer", antwoordden zij. En de Gezegende sprak als volgt:

Noot[2]

"Monniken, vorm (rupa) is niet-zelf (anatta). Zou vorm wèl het zelf zijn, dan zou deze vorm niet tot ziekte (vyadhi) leiden, en kan iemand van vorm zeggen: 'Laat mijn vorm zo zijn, laat mijn vorm niet zo zijn.' En omdat vorm niet-zelf is, leidt het tot ziekte, en daarom kan niemand van vorm zeggen: 'Laat mijn vorm zo zijn, laat mijn vorm niet zo zijn.'"

"Monniken, gevoel (vedana) is niet-zelf. Zou gevoel wèl het zelf zijn, dan zou dit gevoel niet tot ziekte leiden, en kan iemand van gevoel zeggen: 'Laat mijn gevoel zo zijn, laat mijn gevoel niet zo zijn.' En omdat gevoel niet-zelf is, leidt het tot ziekte, en daarom kan niemand van gevoel zeggen: 'Laat mijn gevoel zo zijn, laat mijn gevoel niet zo zijn.'"

"Monniken, waarneming (sañña) is niet-zelf. Zou waarneming wèl het zelf zijn, dan zou deze waarneming niet tot ziekte leiden, en kan iemand van waarneming zeggen: 'Laat mijn waarneming zo zijn, laat mijn waarneming niet zo zijn.' En omdat waarneming niet-zelf is, leidt het tot ziekte, en daarom kan niemand van waarneming zeggen: 'Laat mijn waarneming zo zijn, laat mijn waarneming niet zo zijn.'"

"Monniken, mentale formaties (sankhara) zijn niet-zelf. Zouden mentale formaties wèl het zelf zijn, dan zouden deze mentale formaties niet tot ziekte leiden, en kan iemand van mentale formaties zeggen: 'Laat mijn mentale formaties zo zijn, laat mijn mentale formaties niet zo zijn.' En omdat mentale formaties niet-zelf zijn, leidt het tot ziekte, en daarom kan niemand van mentale formaties zeggen: 'Laat mijn mentale formaties zo zijn, laat mijn mentale formaties niet zo zijn.'"

"Monniken, bewustzijn (viññana) is niet-zelf. Zou bewustzijn wèl het zelf zijn, dan zou dit bewustzijn niet tot ziekte leiden, en kan iemand van bewustzijn zeggen: 'Laat mijn bewustzijn zo zijn, laat mijn bewustzijn niet zo zijn.' En omdat bewustzijn niet-zelf is, leidt het tot ziekte, en daarom kan niemand van bewustzijn zeggen: 'Laat mijn bewustzijn zo zijn, laat mijn bewustzijn niet zo zijn.'"

Niet van mij

"Monniken, wat denken jullie: is vorm blijvend of vergankelijk (anicca)?" — "Vergankelijk, eerwaarde heer." — "Welnu, is hetgeen dat vergankelijk is, pijnlijk of plezierig?" — "Pijnlijk (dukkha), eerwaarde heer." — "Welnu, is het van hetgeen dat vergankelijk en pijnlijk is omdat het aan verandering (viparinama) onderhevig is, juist om te zeggen: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'?" — "Nee, eerwaarde heer."

"Is gevoel blijvend of vergankelijk?" — "Vergankelijk, eerwaarde heer." — "Welnu, is hetgeen dat vergankelijk is, pijnlijk of plezierig?" — "Pijnlijk, eerwaarde heer." — "Welnu, is het van hetgeen dat vergankelijk en pijnlijk is omdat het aan verandering onderhevig is, juist om te zeggen: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'?" — "Nee, eerwaarde heer."

"Is waarneming blijvend of vergankelijk?" — "Vergankelijk, eerwaarde heer." — "Welnu, is hetgeen dat vergankelijk is, pijnlijk of plezierig?" — "Pijnlijk, eerwaarde heer." — "Welnu, is het van hetgeen dat vergankelijk en pijnlijk is omdat het aan verandering onderhevig is, juist om te zeggen: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'?" — "Nee, eerwaarde heer."

"Zijn mentale formaties blijvend of vergankelijk?" — "Vergankelijk, eerwaarde heer." — "Welnu, is hetgeen dat vergankelijk is, pijnlijk of plezierig?" — "Pijnlijk, eerwaarde heer." — "Welnu, is het van hetgeen dat vergankelijk en pijnlijk is omdat het aan verandering onderhevig is, juist om te zeggen: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'?" — "Nee, eerwaarde heer."

"Is bewustzijn blijvend of vergankelijk?" — "Vergankelijk, eerwaarde heer." — "Welnu, is hetgeen dat vergankelijk is, pijnlijk of plezierig?" — "Pijnlijk, eerwaarde heer." — "Welnu, is het van hetgeen dat vergankelijk en pijnlijk is omdat het aan verandering onderhevig is, juist om te zeggen: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'?" — "Nee, eerwaarde heer."

Niet mijn zelf

"Zo moet, monniken, elke soort van vorm die in het verleden, in de toekomst of in het heden is verrezen, groot of klein, in je of buiten je, ondergeschikt of verheven, ver weg of dichtbij, met juist begrip aldus beschouwd worden: 'Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf[3].'"

"Zo moet elke soort van gevoel dat in het verleden, in de toekomst of in het heden is verrezen, groot of klein, in je of buiten je, ondergeschikt of verheven, ver weg of dichtbij, met juist begrip aldus beschouwd worden: 'Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf.'"

"Zo moet elke soort van waarneming die in het verleden, in de toekomst of in het heden is verrezen, groot of klein, in je of buiten je, ondergeschikt of verheven, ver weg of dichtbij, met juist begrip aldus beschouwd worden: 'Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf.'"

"Zo moet elke soort van mentale formaties die in het verleden, in de toekomst of in het heden is verrezen, groot of klein, in je of buiten je, ondergeschikt of verheven, ver weg of dichtbij, met juist begrip aldus beschouwd worden: 'Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf.'"

"Zo moet elke soort van bewustzijn dat in het verleden, in de toekomst of in het heden is verrezen, groot of klein, in je of buiten je, ondergeschikt of verheven, ver weg of dichtbij, met juist begrip aldus beschouwd worden: 'Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf.'"

Conclusie

"De geïnstrueerde edele discipel (ariyasavaka), monniken, die het zo ziet, hunkert niet naar materiële vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties en bewustzijn[4]. Door vlekkeloosheid (viraja) is hij onthecht (viraga), door onthechting is hij bevrijd (vimutti); in bevrijding ontstaat het besef dat hij bevrijd is, en hij begrijpt onmiddellijk: 'Geboorte is vernietigd (khina jati), het heilige leven (magga brahmacariya) is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan (katam karniyam), er is niets meer van dit dat nog tot enige staat van bestaan komt (naparam itthattaya)[5].'"

Dat is wat de Gezegende zei. De monniken waren tevreden en verheugden zich in de woorden van de Gezegende. En gedurende deze toespraak, werd de geest van die vijf monniken, bevrijd vanwege de onthechting van de bezoedelingen (asava's)[6].

Eindnoten

[1] De eerste monniken waren: Bhaddiya; Mahanama; Vappa; Kondañña; Assaji.

[2] De Boeddha verwijst hier telkens naar vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties en bewustzijn waarmee de vijf groepen van hechten (pañca upadana kkhandha) worden bedoeld die het gehele bestaan omvatten.

[3] N'etam mama, n'eso'ham asmi, na me so atta.

[4] Zie pañca upadana kkhandha.

[5] Voor uitleg, raadpleeg De uiteindelijke kennis.

[6] D.w.z. het bereiken van arahatschap.

Document info
RegID S22-059
Bijgewerkt 25 januari 2022 16:57:11
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen