Het proces van opkomen en vergaan

De Boeddha leerde dat alles in een toestand van voortdurende verandering is. Dit benadrukte hij speciaal om aan te tonen dat er geen 'zelf' is.

Inhoudsopgave

Niet één ding staat op zichzelf

Twee realiteiten

Absolute realiteit

Het hart

De streep op een wateroppervlak

De bloem

Ontstaan

Niet één ding staat op zichzelf

De indachtigheid (sati) met betrekking tot de ademhaling is de beste basis voor de ontwikkeling van inzicht[1] zodat ook de praktijktraining[2] een groot succes kan zijn. Want met deze eenvoudige maar krachtige oefening wordt een fundamentele basis gelegd dat de weg naar waar inzicht opent. Het plaveit de weg naar heelheid van geest zodat objectief gewaarzijn (vijañana) en helder begrip (sampajañña) op elk moment en in alle omstandigheden hun werk kunnen doen.

Als we naar de gehele ademhaling kijken (sabbakayapatisamvedi) zien we een rijzen en dalen van de buik vanwege de in- en uitademing. Anders gezegd: er is een opkomen (uppada) en een vergaan (vaya). Dit opkomen en vergaan is constant aanwezig, tijdens de gehele beweging van de ademhaling. Dit betekent dus dat de gehele ademhaling voortdurend verandert (viparinama).

Alle dingen (dhamma's) in het bestaan dragen de kenmerken van opkomen en vergaan in zich, en daarom ook het kenmerk (oftewel de aard of eigenschap) van verandering (viparinama dhamma). Alle dingen in het leven zijn in een toestand van voortdurende verandering (thitassa aññatattam). De Boeddha leert dan ook dat dingen drie kenmerken (ti lakkhana) in zich hebben: dat alles vergankelijk (anicca) is, dat alles lijden (dukkha) is en dat er geen-zelf (anatta) is.

Het opkomen, het vergaan en de verandering zijn eveneens drie essentiële kenmerken van alle dingen (sankhatalakkhanani). Omdat de Boeddha in het bijzonder de Leraar is van de Leer van geen-zelf (Anatta Vadi) benadrukt hij de constant veranderende toestand van alle dingen; dat alle dingen in een toestand van voortdurende verandering zijn (thitassa aññatattam). Dit is een onomstotelijke verklaring dat er niet één ding is dat op zichzelf kan bestaan, dus ook niet een onveranderlijk 'zelf' of 'ziel' waar veel mensen in geloven. Wanneer dit licht van inzicht in ons begint te dagen, zullen we enorme blokkades in onszelf opheffen. Dan zullen we begrijpen dat we veel kunnen leren van het opkomen en het vergaan van dingen. Dan breken er momenten aan waarin we kunnen meestromen op de stroom van het dynamische leven zoals het is. Een stroom die ons voert naar een toestand waar geen opkomen en geen vergaan is, en dus ook geen verandering. Het is een constante toestand, een toestand waar aan alle lijden definitief een einde is gekomen. Die toestand noemen we Nibbana.

Twee realiteiten

De ademhaling is tevens een goed object om als voorbeeld te nemen en alvast iets te zeggen over twee realiteiten: de conventionele realiteit (vohara sacca) en de verheven realiteit (paramattha sacca). De eerste zal in het begin makkelijk te begrijpen zijn. Voor de tweede zal wat meer geduld en oefening nodig zijn.

Bij het beschouwen van de ademhaling is het in eerste instantie belangrijk dat je de in- en uitademing als een proces ziet. Het inademen kun je beschouwen als het proces van opkomen (uppada), het uitademen als het proces van vergaan (vaya). Ik zeg 'kun je beschouwen als', want in de diepe realiteit (paramattha sacca) ligt het iets gecompliceerder. Maak je daar niet druk om, want als je op de juiste wijze mediteert zul je dit steeds beter en vanzelf gaan begrijpen. Naast het op een juiste wijze mediteren hoef je daar verder niet iets speciaals voor te doen. De volgende kennis is wel heel belangrijk in de verdere ontwikkeling van inzicht.

Absolute realiteit

In deze rubriek een voorbeeld van hoe de absolute realiteit is m.b.t. de ademhaling. Dit betekent niet dat je dan plotseling tot de diepe realiteit zult ontwaken omdat dit voorbeeld slechts een 'onderwijs in de absolute realiteit' (paramattha desana) is. Wel is het goed mogelijk dat je het verstandelijk begrijpt, anders zou onderwijs geen enkele zin hebben.

Normaalgesproken zeggen we dat er twee dingen zijn: de inademing en de uitademing. Maar dit zijn slechts conventionele aanduidingen (vohara vacana) omdat we nu eenmaal woorden nodig hebben om te kunnen communiceren. In- en uitademen zijn slechts labels die we erop geplakt hebben.

In de diepte is de absolute werkelijkheid (paramattha sacca) heel anders dan hoe die aan schijnbare werkelijkheid er aan de oppervlakte uitziet. Wanneer je van binnen heel stil en aandachtig bent, wanneer je naar binnen kijkt zonder interpretaties, zul je op den duur begrijpen dat de inademing niet één ding is dat op zichzelf staat. Als hij op zichzelf zou staan zou hij niet veranderen, maar dat is niet het geval: hij komt en gaat.

En zelfs binnen de inademing zelf speelt er zich eveneens het proces van opkomen en vergaan af. En dit geldt uiteraard ook voor de uitademing, inclusief alle dingen, zowel binnen ons als buiten ons. Geen enkel ding is twee momenten hetzelfde. Alle dingen zijn voortdurend in een toestand van verandering. Een onveranderlijk, blijvend en op zichzelf bestaand 'ik' is nergens te bespeuren.

Bewustzijn (viññana) heeft de neiging om 'te kleven' aan allerlei objecten die ontstaan uit gevoelens, waarnemingen, ideeën etc. Het gewone, alledaagse (lokiya) bewustzijn beschikt — door die beïnvloeding — dan ook niet over de capaciteit om tot de kern van dingen door te dringen. Het mist het doordringend vermogen dat de ware aard van dingen volledig blootlegt.

Het hart

Wanneer ik je vraag of dingen vergankelijk of blijvend zijn, zul je (niet noodzakelijkerwijs, maar wellicht mogelijk) antwoorden dat dingen vergankelijk zijn en niet blijvend. Verstandelijk gezien kunnen we dit dus wel begrijpen en dat is ook heel belangrijk. Dan heb je in elk geval 'de neus in de juiste richting staan'. Dit betekent ook dat je verstandig nadenkt (yoniso manasikara) over essentiële dingen in het leven. Dit helpt om bepaalde dingen te begrijpen, al is het maar tot op een bepaalde hoogte.

Dit betekent echter nog niet dat er een volmaakt begrip in de diepste diepten van ons hart tot volle wasdom is gekomen. Door kennis te nemen van de Leer van de Boeddha, kunnen we op het juiste spoor gezet worden en leren we de juiste instructies zodat we op de juiste manier kunnen oefenen[3]. Dit is essentieel want juist door de beoefening zal het hart tot volle wasdom komen. Na geduldig en vastbesloten oefenen is het straks geen kwestie meer van begrijpen middels het hoofd dat zo beperkt is, maar van intuïtief inzicht dat rechtstreeks uit het hart komt. Dit intuïtieve inzicht zal een radicale verandering in ons leven teweegbrengen omdat het onbeperkte mogelijkheden biedt.

De streep op een wateroppervlak

Omdat de meditatie op de ademhaling een goede basis is voor de ontwikkeling van gewaarzijn, blijft dat ook voor nu ons voorbeeld.

Zoals gezegd kun je het inademen beschouwen als het proces van opkomen (uppada), en het uitademen als het proces van vergaan (vaya). Maar heel strikt genomen, in de absolute realiteit (paramattha sacca), draagt de inademing alleen al deze twee kenmerken in zich: zowel het opkomen én het vergaan. Dit hebben we ook verteld in de rubriek Absolute realiteit waar aangegeven is dat er niet één ding is dat op zichzelf staat.

Het is niet anders dan bij een streep die op een glad wateroppervlak getrokken wordt; we noemen het één streep, maar deze begint al te verdwijnen zodra die getrokken wordt. En de uitademing is hier geen uitzondering in. Niets is van dit feit uitgezonderd.

De bloem

Een bloem moet kunnen groeien (opkomen (uppada)) om tot bloei te kunnen komen, het hoogtepunt van de bloem. Dit proces is alleen mogelijk als ook een vergaan (vaya) in de bloem aanwezig is. Wat vergaat er? Hetgeen wat opgekomen is. Deze beweging van groeien naar het hoogtepunt van de bloem, kun je vergelijken met de beweging van de inademing. Bij de inademing is eveneens zowel opkomen als vergaan aanwezig.

Nadat de bloem tot bloei is gekomen zal ze verwelken. Deze beweging vanaf het hoogtepunt van de bloem naar de verwelking, kun je vergelijken met de beweging van de uitademing. Je zult je misschien afvragen wat er nu vergaat. Welnu, het antwoord is hetzelfde: hetgeen wat opgekomen is. Maar wat is hetgeen dan wat opgekomen is; de bloem verwelkt toch? De bloem verwelkt inderdaad, langzaam aan, gestaag. Haar heerlijke geur en mooie kleur verdwijnt en ze begint een klein beetje te verwelken. Het is een proces dat zich gestaag voltrekt. De verwelking die opgekomen is, vergaat en verandert gestaag in een intensievere verwelking. Dat is in deze wat opkomen is.

Zo heeft de groei van de bloem zowel het opkomen én het vergaan in zich. En ook het verwelken draagt zowel het opkomen én het vergaan in zich. Groei is een 'ding' (een verschijnsel) en verwelking is een 'ding'. Op dezelfde wijze is de inademing een 'ding' en de uitademing een 'ding'. De streep op het wateroppervlak is ook een 'ding' en draagt ook het opkomen én het vergaan in zich.

Wat de aard van opkomen in zich heeft, heeft ook de aard van vergaan in zich. Dit is de aard van alle dingen.

Ontstaan

We hebben het uitgebreid over opkomen, vergaan en verandering gehad. Misschien heb je tussen de zinnen door ontdekt dat wanneer er een opkomen is, er ook een voorwaarde (paccaya) nodig is om dat opkomen mogelijk te maken. Nee? Geeft niets. De ontwikkeling van inzicht heeft oefening en tijd nodig. Daarbij komt dat we dit 'ontstaan' nog vanuit meerdere invalshoeken zullen toelichten.

Eindnoten

[1] Zie Waarom de ademhaling als basis meditatie?

[2] Zie Neerzitten en dagelijkse activiteiten.

[3] Zie pariyatti.

Document info
RegID R5yp2OEDF0jbQrc
Bijgewerkt 16 mei 2023 21:15:21
Auteur Peter van LoosbroekAnanda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen