De eerwaarde non Patacara — Vanwege haar ellende de dood overwonnen

Een wijs en deugdzaam mens kijkt de dood dapper aan en zal de angst voor de dood overwinnen.

Geen bescherming wanneer dat echt nodig is

288. Noch zonen bieden bescherming, noch vader noch familie; wanneer iemand gegrepen wordt door de koning van de Dood, dan wordt er temidden van kennissen geen bescherming gevonden.

na santi putta tanaya na pita na'pi bandhava antakena'dhipannassa natthi ñatisu tanata

Wanneer de dood komt, kunnen noch ouders, noch kinderen, noch verwanten iemand beschermen.

Als een persoon door de beëindiger (de dood) gegrepen wordt, kunnen zonen hem niet beschermen. Zelfs iemands vader kan geen bescherming bieden tegen de grip van de dood, noch kunnen iemands verwanten hem redden.

Het pad naar het onsterfelijke

289. Laat de wijze, die dit feit begrepen heeft en door deugd goed bedwongen is, snel het pad vrijmaken dat naar Nibbana leidt.

etamatthavasam ñatva pandito silasamvuto nibbanagamanam maggam khippameva visodhaye

De waarheid hieromtrent kennende, moet de deugdzame en wijze persoon het pad naar Nibbana vrijmaken.

Wanneer men gewaar is van het feit dat niemand je van de dood kan redden, moet een wijs mens die beheerst en gedisciplineerd is, zonder tijd te verliezen het pad naar Nibbana vrijmaken.

Terwijl hij in het Jetavana Klooster verbleef, sprak de Boeddha deze verzen, die verwijzen naar Patacara, de dochter van een rijke man van Savatthi.

(Zie de tekst bij Dhp113) (...) En toen de Boeddha zich gewaar werd dat haar verdriet intens afnam, vervolgde hij zijn toespraak als volgt: "Patacara, voor hem die op weg is de wereld voorbij te gaan, kunnen noch zonen noch familie of kennissen ooit een veilige toevlucht zijn. Ook al zouden zij in leven zijn, dan nog kunnen zij hieromtrent niets voor je betekenen. Hij die wijs is, moet zijn gedrag zuiveren, en zo voor zichzelf het pad vrijmaken dat naar Nibbana leidt." Met die woorden onderrichtte hij haar de Dhamma.

Aan het einde van de leerrede, verwierf Patacara de vrucht van de in de stroom getredene (sotapanna), en de bezoedelingen in haar, die zo talrijk waren als de deeltjes van de aarde, brandden weg. Vele anderen verwierven eveneens de vrucht van de in de stroom getredene, en de vruchten van de tweede en derde paden.

Uitleg vertaling vers 288

antakena adhipannassa tanaya putta na santi, pita na, pi bandhava na, ñatisu tanata natthi

antakena: door de beëindiger (de koning van de dood); adhipannassa: persoon die gegrepen wordt door; tanaya: voor de bescherming; putta: kinderen; na santi: niet daar; pita: vader; na: (is) niet (daar); pi: ook; bandhava: verwanten; na: (daar zijn); ñatisu (deze vorm) van verwanten; tanata natthi: heeft (hij) geen bescherming

Uitleg vertaling vers 289

pandito etam atthavasam ñatva silasamvuto nibbanagamanam maggam khippam eva visodhaye

pandito: de wijze; etam atthavasam: dit feit; ñatva: gewaar zijn; silasamvuto: beheerst en gedisciplineerd; nibbanagamanam maggam: het pad naar het onsterfelijke; khippam: snel; eva visodhaye: moet zeker vrijmaken

Commentaar

antakenadhipannassa natthi ñatisu tanata: Als een persoon door de dood gegrepen wordt, kan niemand, zelfs zijn verwanten niet, hem daartegen bescherming bieden. Dit wordt duidelijk in de Salla Sutta benadrukt (Snp3-08 — Salla Sutta — De pijl van verdriet).

Zie ook

Document info
RegID Dhp288-289
Bijgewerkt 28 december 2020 22:38:42
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Dhammapada 288; 289