Mattakundali de jonge brahmaan

Goede gedachten leiden tot geluk.

Geluk volgt degene die goed doet

002. De geest is de voorloper van alle dingen, de geest is hun leider, ze zijn door de geest geschapen. Als iemand spreekt of handelt met zuivere gedachten, volgt geluk dat daardoor is veroorzaakt, zoals iemands schaduw die hem nooit verlaat.

manopubbangama dhamma manosettha manomaya manasa ce pasannena bhasati va karoti va tato nam sukhamanveti chaya'va anapayini

Geluk volgt hem die goed doet, net zoals een schaduw iemand nooit verlaat.

Alles wat de mens ervaart ontspruit uit gedachten. Als zijn gedachten goed zijn, dan zullen woorden en daden ook goed zijn. Het gevolg van goede gedachten, woorden en daden, zal geluk zijn. Dit geluk verlaat de persoon, wiens gedachten goed zijn, nooit. Geluk zal hem altijd blijven volgen, net zoals zijn schaduw die hem nooit verlaat.

Terwijl de Boeddha in het Jetavana Klooster verbleef, sprak de Boeddha dit vers, met verwijzing naar Mattakundali, een jonge brahmaan.

Mattakundali was een jonge brahmaan, wiens vader, Adinnapubbaka, erg vrekkig was en nooit iets uit liefdadigheid weggaf. Zelfs de gouden sierraden voor zijn eigen zoon werden door hemzelf gemaakt om het geld voor vaklieden uit te sparen. En toen zijn zoon ziek werd, werd er geen arts geraadpleegd, totdat het op een gegeven ogenblik te laat was. Toen hij merkte dat de jongeling op sterven lag, liet hij hem naar buiten dragen en op de veranda neerleggen, zodat de mensen die naar zijn huis kwamen om de jongen op te zoeken, zijn bezittingen niet konden zien.

Op die morgen, tijdens zijn meditatie van groot mededogen (maha karuna samapatti) , bemerkte de Boeddha dat Mattakundali binnen het bereik van zijn gezichtsveld was gekomen[1]. Hij zag hem op de veranda liggen. Zo gebeurde het, dat de Boeddha, toen hij met zijn discipelen in Savatthi de bedelronde deed, aan de deur van Adinnapubbaka kwam te staan. De Boeddha zond een lichtstraal vooruit om de aandacht van de jongeling te trekken die met zijn gezicht naar de binnenkant van het huis was gelegd. Mattakundali zag de Boeddha, maar omdat hij erg zwak was, kon hij zijn geloof (saddha) in de Boeddha slechts mentaal bevestigen (in gedachten). Maar dat was genoeg. Toen hij stierf, met devotie in zijn hart ten opzichten van de Boeddha, werd hij geboren in de Tavatimsa hemel.

Vanuit zijn hemelse verblijf zag de jonge Mattakundali zijn vader op de begraafplaats over hem jammeren, en hij verscheen aan hem op dezelfde leeftijd die zijn vader had. Hij vertelde zijn vader over zijn wedergeboorte in de Tavatimsa wereld en spoorde hem aan om naar de Boeddha te gaan en hem uit te nodigen voor een maaltijd. In het huis van Adinnapubbaka verrees de vraag, of iemand wel of niet in een hemelse sfeer geboren kon worden door eenvoudigweg in gedachten eerbied te betuigen aan de Boeddha, zonder uit liefdadigheid te geven of zonder morele voorschriften te volgen. Daarop nodigde de Boeddha Mattakundali uit om in persoon te verschijnen. Hij verscheen in zijn hemelse versiering en vertelde de aanwezigen in het huis van zijn vader, over zijn wedergeboorte in de Tavatimsa sfeer. Pas toen werden de luisteraars ervan overtuigd dat de zoon van de brahmaan Adinnapubbaka, door eenvoudigweg zijn geest aan de Boeddha toe te wijden, zoveel glorie verworven had.

Uitleg vertaling vers 2

dhamma manopubbangama manosettha manomaya ce pasannena manasa bhasati va karoti va tato sukham nam anveti anapayini chaya iva

dhamma: ervaring; manopubbangama: gedachten gaan vooraf; manosettha: gedachten zijn overheersend; manomaya: door gedachten gecreëerd; ce: daarom; pasannena: (met) zuivere; manasa: gedachten; bhasati va: (iemand) spreekt; karoti va: of handelt; tato: daarom; sukham: geluk; nam: die persoon; anveti: volgt; anapayini: niet verlaten; chaya iva: zoals een schaduw

Commentaar

Tip Voor een nadere uitleg van de essentie van het commentaar en meer, raadpleeg de link(s). Vaak zijn er meer verwijzingen.

Het onderwerp dat de Boeddha het meest aanhaalde in de vele toespraken die hij hield, betreft kamma. Want het kamma dat wij maken is waar 'de geest naar afbuigt' en dus onze koers (kamma patha) bepaalt. Omdat de Boeddha kamma zo benadrukte, is het daarom ook essentieel dat we goed kennis nemen van de belangrijkste aspecten die hier beschreven zijn.

Het woord 'sankappa' betekent letterlijk 'gedachten' en daarom wordt juist dit woord dan ook vaker in de boeddhistische literatuur gebruikt dan 'intenties'. Echter, het cultiveren van de juiste gedachten heeft de functie om de juiste intenties te ontwikkelen. Synoniem van sankappa is vitakka. Zie ook mano.

Gedachten zijn bepalend voor welke intenties we huisvesten. Vervolgens zijn de intenties die gepaard gaan met ons handelen (fysiek, verbaal en mentaal), op hun beurt bepalend voor de kwaliteit van dat handelen (of we goed of slecht kamma maken). Er zijn ook handelingen die 'karmisch neutraal' zijn (avyakata). Intenties zijn gelijk aan de wil (cetana). Het gaat altijd om de opzettelijkheid, de wil, de intentie, de keuze achter de handeling (de daad). Dit is waarom we het 'wilshandelingen' noemen.

"Wilshandelingen (cetana), monniken, is hetgeen dat ik kamma noem (cetanaham bhikkhave kammam vadami), omdat iemand door het te willen de handeling uitvoert met het lichaam, met de spraak, of met de geest."

A06-063

De Boeddha vond het erg belangrijk dat wij begrijpen wat kamma is. In eerste instantie is er kennis (ñana) voor nodig. De Boeddha heeft zeer veel gesproken over kamma en gerelateerde zaken omdat het nodig is om er kennis van te nemen. Want kennis is belangrijk, maar bedenk goed dat kennis niet verder gaat dan een verstandelijk begrijpen. Het intellect heeft namelijk z'n beperkingen omdat het verbonden is met en beïnvloed wordt door persoonlijk gevormde concepten, ideeën. Dit vormt een hindernis voor het stromen van diep intuïtief inzicht. We kunnen ergens een idee over hebben, maar meer is het niet. Een idee is slechts een zaak van het hoofd zonder dat Het hart wordt geraakt.

Voor het echte, volledige begrijpen van de wet van kamma, de wet van oorzaak en gevolg, is dus meer nodig dan louter intellectuele kennis (ñana). Waar het allemaal om draait, is inzicht, de dingen zien zoals ze werkelijk zijn (yathabhuta), een diep doordringend inzicht (pativedha) in het geheel, de samenhang van oorzaken en gevolgen. Dit zal de wet van kamma openbaren. Wat hiervoor nodig is, is de ontwikkeling van Het hart dat het licht van echt zien en begrijpen doet opflitsen.

Echter, het gehele proces van worden (bhava) oftewel het proces dat een wezen naar een bepaalde toestand doet afbuigen (kamma bhava), wordt door heel veel wilshandelingen (cetana) voltrokken. Zo zijn er licht- en zwaarwegende wilshandelingen die elkaar beïnvloeden en compenseren. En ook de verschillende omstandigheden die er op een bepaald moment zijn, zijn bepalend (zoals een zaadje in de grond ontwikkelt aan de hand van de hoeveelheid regen, zonneschijn etc.). En ook het aantal herhalingen van wilshandelingen en daarom heeft conditionering een allesbepalend effect op het kamma proces (kamma bhava). Maar elke wilshandeling draagt bij aan waar we naartoe afbuigen. Om heel nauwkeurig te kunnen zeggen door welke wilshandeling een bepaalde toestand veroorzaakt is, is niet mogelijk. Dit is zoiets als bij de slijtage van de steel van een hamer waarmee vele jaren is gewerkt: het is niet te bepalen wanneer en onder welk soort werk, welke hoeveelheid slijtage (hoeveel duizendste of miljoenste gram) van de steel is afgesleten. Daarom is het niet de bedoeling om kamma op die manier te begrijpen. Waar het om gaat, is dat wij de belangrijkste kernzaken begrijpen: wat kamma is, wat het kamma proces (kamma bhava) is, en waarom we beter helemaal geen kamma meer kunnen maken of ophopen (ayuhana). Want elk kamma — of het nu goed of slecht kamma is — leidt tot geboorte. De goed geïnstrueerde edele discipel (ariyasavaka) begrijpt dat geboorte lijden is. (We zullen zo meteen verwijzen naar D22 waarin de Boeddha dit in detail uiteenzet.)

In de eerste twee verzen van de Dhammapada (Dhp001 en Dhp002) geeft de Boeddha aan dat het allemaal bij gedachten begint, dat de geest de voorloper (pubbangama) is. Onheilzame (akusala) gedachten hebben nadelige gevolgen en heilzame (kusala) gedachten hebben voordelige gevolgen (kamma vipaka).

Gedachten creëren omstandigheden in toekomstige zin. Als we boosheid (vyapada, dosa) huisvesten en spreken of handelen met boosheid, zullen mensen ons gaan haten. We zullen worden gestraft door de maatschappij en de landelijke wet. Na de dood zullen we eveneens worden wedergeboren in een sfeer van lijden. 'Gedachten' verwijst dan ook naar wilshandeling (kamma) en 'ervaring' verwijst naar gevolgen (vipaka). Wat wij ervaren komt hoofdzakelijk daar uit voort.

De boodschap in de eerste twee verzen van de Dhammapada is: 'Denk verkeerd en lijdt. Denk goed en wees gelukkig.' Deze verzen sprak de Boeddha om de onvermijdbare gevolgen (vipaka) van goede en kwade gedachten (kamma) aan te tonen.

Een mens oogst wat hij heeft gezaaid, in het verleden en in het heden. Wat hij nu zaait, oogst hij in het heden (in dit leven) en in de toekomst (in een van de volgende levens). Een mens is verantwoordelijk voor zijn eigen geluk en ellende. Hij creëert zijn eigen hel en hemel. Hijzelf is de architect van zijn eigen lot. Wat hij maakt kan hij ook weer ongedaan maken. De Boeddha onderwijst echter niet dat alles te wijten is aan kamma, wel dat goede en verkeerde gedachten gevolgen hebben.

Boeddhisme leert de weg van de ontsnapping aan lijden (dukkha) door het begrijpen (ditthi) van de wet van oorzaak en gevolg (paticcasamuppada) hetgeen neerkomt op een alles doordringend inzicht (pativedha). Boeddhisme is hierin zeer positief en realistisch. In plaats van het afhankelijk zijn van het blindelings volgen van geheimzinnige, onbekende bovennatuurlijke krachten, het afhankelijk zijn van een goddelijke schepper, het hopen op geluk, ziet boeddhisme de ware weg naar geluk door realiteitsbesef.

In Dhp001 trapt de blinde monnik Cakkhupala onopzettelijk op een paar insecten. Hierdoor genereerde hij geen kamma. Maar in een vorig leven maakte hij doelbewust een vrouw blind. Dat hij in zijn huidige leven blind was, was het resultaat (vipaka) van die daad. Daarmee genereerde hij dus wel kamma.

Het cultiveren van goede gedachten is cruciaal om voor onszelf (en voor anderen) een gunstigere situatie of voorwaarden te creëren. Het zijn 'noodzakelijke stepstones' naar het hoogste doel, Nibbana. Dhp002 vertelt bijvoorbeeld over de jonge brahmaan Mattakundali die vanwege goede gedachten (zijn geloof in de Boeddha) in een hemelse sfeer werd wedergeboren. Maar elke geboorte, waar dan ook, is in de kern lijden. Zie de rubriek Het bestaan van lijden in D22 — Maha Satipatthana Sutta — De grote toespraak over de vier fundamenten van indachtigheid, waar de Boeddha een uitgebreide definitie geeft.

Zo zien we dat goede gedachten goede gevolgen hebben. Dit begrijpen heet 'juist begrip' (samma ditthi). Echter, als er goede gedachten of daden zijn met de intentie er iets goeds voor terug te krijgen, is er sprake van begeerte oftewel zelfzucht. Dit valt nog steeds in de categorie juist begrip, maar het is een 'werelds juist begrip' (lokiya samma ditthi) en leidt tot in het bestaan komen (bhava), het ontstaan van iets (uppajjati), tot geboorte (jati).

Echter, wanneer zelfzucht volledig wordt verzaakt (nekkhamma sankappa), wanneer begeerte volledig ontworteld is, leidt dit tot arahatschap, tot de verwerkelijking van Nibbana. Dit is het doel en de ware beoefening van de 2e factor van het Edel Achtvoudige Pad. Dit heet 'bovenwerelds juist begrip'. Raadpleeg lokuttara samma ditthi met de verwijzing naar M117 waarin de Boeddha dit glashelder uitlegt.

Extra aanbevelingen

Eindnoten

[1] Voor een gedetailleerde beschrijving over hoe de Boeddha zijn dag begon, zie de rubriek De laatste wake, in De Boeddha — Zijn onzelfzuchtige dienstverlening.

Document info
RegID Dhp002
Bijgewerkt 7 december 2020 22:21:03
Auteur Peter van LoosbroekAnanda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen