Boeddhisme en seks

Seks is in het boeddhisme geen probleem zolang het maar geen seksueel wangedrag is.

De houding van de Boeddha ten opzichte van seks is overduidelijk in bepaalde gedeelten van zijn toespraken. De openende toespraken van de Anguttara Nikaya geven o.a. het volgende aan:

"Monniken, ik ken geen enkele andere vorm waardoor het hart van een man wordt aangetrokken, dan de vorm van een vrouw. Monniken, de vorm van een vrouw vult de geest van een man. Monniken, ik ken geen enkel ander geluid (…) ik ken geen enkel andere geur (…) ik ken geen enkel andere smaak (…) ik ken geen enkel andere aanraking (…) waardoor het hart van een man meer wordt aangetrokken, dan de aanraking van een vrouw. Het geluid, de geur, de smaak, de aanraking van een vrouw, vult de geest van de man."

"Monniken, ik ken geen enkele andere vorm, geluid, geur, smaak en aanraking waardoor het hart van een vrouw meer wordt aangetrokken, dan de vorm, het geluid, de geur, de smaak en de aanraking van een man. Monniken, de geest van een vrouw wordt door deze dingen gevuld."

Hier is een toespraak over seks in onmiskenbare taal de waarheid verklaard, die geen enkel gezond mens kan ontkennen. Seks is door de Boeddha omschreven als de meest sterke impuls in de mens. Als iemand een slaaf wordt van deze impuls, verandert zelfs de meest sterke mens in een ware slappeling; zelfs een heilige zakt van een hoger naar een lager niveau. De seksuele drang is een vuur dat met grote voorzichtigheid verzorgd dient te worden, vooral in de jeugd. Wanneer iemand niet oplettend en beheerst is, kan het onnoemelijk veel leed veroorzaken. Er is geen vuur zo hevig als het vuur van hartstocht. Hartstochten sterven niet weg, ze branden weg.

De Boeddha keurt seks niet af, want daar is op zich niets mis mee, maar hij waarschuwt dat men voorzichtig en oplettend moet zijn.

Omdat de Boeddha een praktische filosoof was, verwachtte hij van zijn lekenvolgelingen niet dat zij een ascetisch leven zouden leiden. Sterker nog, hij noemde hen 'genieters van zintuiglijke plezieren' (gihi kamabhogi). Omdat hij weldegelijk de instincten, de impulsen, de lusten en de driften van de mens kende, verbood de Meester seksuele relaties niet voor de lekenvolgelingen zoals hij dat wel voor de monniken en nonnen deed. Maar hij waarschuwde de mensen voor de verkeerde manier van het bevredigen van seksuele verlangens. Hij ging een stap verder en raadde de inachtneming van de acht voorschriften aan, met speciale nadruk op de derde regel voor de lekenvolgeling gedurende de vastendagen van afzondering (uposatha) of wanneer de gelegenheid zich daar toe diende.

Wanneer iemand alleen wil leven, dan zou hij ware inspanning moeten aanwenden om zuiver te zijn in lichamelijk gedrag, in spraak en in gedachten. Als hij niet sterk genoeg is om alleen te blijven, dan kan hij met een partner samenleven, maar hij moet zich onthouden van seksuele relaties die verkeerd zijn en die leed veroorzaken. In het Edel Achtvoudige Pad staat hoe je seksueel wangedrag vermijdt.

In Snp1-06 — Parabhava Sutta — Ondergang verklaart de Boeddha o.a. het volgende:

106. "Een vrouwengek te zijn, een dronkaard, een gokker en alles te verkwisten wat hij verdiend heeft — dit is één oorzaak van iemands ondergang."

108. "Niet tevreden zijn met eigen vrouw, maar gezien worden met een prostituee of met de vrouwen van anderen — dit is één oorzaak van iemands ondergang."

110. "Niet jeugdig meer zijn, een jonge vrouw nemen en het niet kunnen slapen uit jaloersheid vanwege haar — dit is één oorzaak van iemands ondergang."

De Boeddha heeft de kwade gevolgen van overspel samengevat in deze woorden:

Uit de Dhammapada:

309. Vier dingen overkomen een achteloos persoon die slaapt met iemand die (met iemand anders) gehuwd is: hij wint aan zonde maar schiet tekort in slaap, het derde is ongenade, terwijl het vierde de hel (niraya) is.

cattari thanani naro pamatto apajjati paradarupasevi apuññalabham na nikamaseyyam nindam tatiyam nirayam catuttham

Door overspel worden gebreken opeengestapeld en vormen een verborgen ongemak. Terwijl hij hier lijdt aan de afkeuringen, ondervindt hij pijn in de hel.

Door de houding van de Boeddha moeten wij niet begrijpen dat een leven met een partner verafschuwd moet worden of dat dat verkeerd is. Hij verwijst naar de gehechtheid, en het is juist de gehechtheid die ware liefde voor elkaar in de weg staat; door gehechtheid is er claimingsdrang, bezitsdrang etc. Voor meer hierover, zie Metta bhavana — De meditatie van liefdevolle vriendelijkheid.

Een leven met een echte partner, iemand die je maatje is, kan heel mooi en edel zijn. En aan seks is helemaal niks verkeerd, mits het geen seksueel wangedrag betreft zoals eerder naar verwezen.

Document info
RegID BoiWl9yxztQJAbK
Bijgewerkt 25 november 2020 16:16:01
Auteur Peter van LoosbroekAnanda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen