De hoogste zegeningen

Maha Mangala Sutta

De definitie van de gunstigste handelingen die tot de hoogste zegeningen leiden.

Inleiding

De beroemde tekst van de Maha Mangala Sutta die hoog geprezen wordt in alle boeddhistische landen, is een beknopte maar goed begrijpelijke opsomming van de boeddhistische ethiek. De achtendertig zegeningen die hier in tien zinnen opgesomd worden, zijn een trefzekere gids op de reis door het leven. Op de vraag wat de hoogste zegeningen zijn, noemt de Boeddha als eerste 'het vermijden van slecht gezelschap' dat essentieel is voor mentale ontwikkeling en dus voor een gelukkig leven. Deze zegeningen bereiken hun hoogtepunt in de verwerkelijking van een hartstochtloze geest, en ze zijn onwrikbaar vanwege hun sereniteit.

De idealen te volgen die in de verzen worden weergegeven, is een trefzekere weg naar harmonie en vooruitgang voor zowel de individu, als voor de gemeenschap, het land en de gehele mensheid.

De Maha Mangala Sutta laat zien dat instructies van de Boeddha niet (zoals wel eens wordt gedacht) negatieve vormen aannemen, dat zij niet altijd een serie van classificaties en analyses zijn of uitsluitend kloosterlijke moraliteit aangaan. Hier, in deze toespraak, treffen we moraliteit voor het gewone gezin aan welke uitgedrukt wordt in de meest elegante verzen. Zo kunnen wij ons de gelukkige zegenrijke staat van het huiselijke leven voorstellen dat verworven is door het opvolgen van deze instructies.

Noot[1]

De sutta

Aldus heb ik gehoord. Eens verbleef de Gezegende nabij Savatthi in het Jetavana, het park van Anathapindika. Toen de nacht al ver gevorderd was, kwam er een zekere devata van wie de weergaloze pracht het hele Jetavana verlichtte, naar de Gezegende. En terwijl hij neerstreek, groette hij de Gezegende op respectvolle wijze en ging aan een zijde staan. Toen hij daar zo aan een zijde stond, sprak hij de Gezegende aan in de volgende verzen:

258. "Vele goden (deva's) en mensen, die graag gelukkig zijn, hebben erover nagedacht welke dingen de hoogste zegeningen (mangala) vormen. Alstublieft, vertel ons wat de hoogste zegeningen zijn!"

259. De Boeddha: (1) "Niet omgaan met dwazen[2], (2) maar om te gaan met de wijzen[3] en (3) diegene te eren die het eren waardig zijn (puja) — dit is de hoogste zegening."

260. (4) "Te verblijven in een harmonieuze omgeving[4], (5) in het verleden verdienstelijke daden te hebben verricht (puñña) en (6) zichzelf in de juiste koers te hebben gezet[5] — dit is de hoogste zegening."

261. (7) "Veel geleerd te hebben, (8) kundig te zijn in handwerken[6], (9) goed getraind in discipline[7] en (10) op de juiste manier spreken[8] — dit is de hoogste zegening."

262. (11) "Ondersteuning van vader en moeder, (12) het liefhebben van vrouw en (13) kinderen en (14) een vreedzaam beroep hebben — dit is de hoogste zegening."

263. (15) "Royaal zijn met giften (dana), (16) rechtvaardig zijn in gedrag[9], (17) het helpen van verwanten en (18) van onberispelijk gedrag zijn — dit is de hoogste zegening."

264. (19) "Geen kwade daden doen, (20) onthouding van bedwelmende middelen[10] (21) en ijverig zijn in deugd (sila) — dit is de hoogste zegening[11]."

265. (22) "Respectvol zijn (apaciti), (23) bescheiden zijn, (24) tevreden zijn, (25) dankbaar zijn en (26) van tijd tot tijd naar de Dhamma luisteren[12] (dhammasavana) op bepaalde momenten — dit is de hoogste zegening."

266. (27) "Verdraagzaam (khanti) en (28) gehoorzaam zijn, (29) omgaan met monniken (30) en van tijd tot tijd deelnemen aan religieuze gesprekken — dit is de hoogste zegening."

267. (31) "Zelfbeheersing (tapo), (32) een heilig en kuis leven leiden (brahma cariya), (33) het zien van de Vier Edele Waarheden (cattari ariya sacca) (34) en de realisatie van Nibbana — dit is de hoogste zegening."

268. (35) "Een geest die onbewogen blijft door de wisselvalligheden (lokiya dhamma) van het leven, (36) die bevrijd is van verdriet (asoka), (37) gezuiverd van bezoedelingen (asava) (38) en veilig (khemam) is[13] — dit is de hoogste zegening."

269. "Zij die op deze manier leven, zijn altijd onoverwinnelijk, zij zijn gevestigd in geluk (sukha) — dit zijn de hoogste zegeningen."

Eindnoten

[1] De acties en toestanden die de zegeningen voortbrengen, zijn tussen de tekst zo (1), (2) etc. aangegeven. In totaal dus 38.

Deze toespraak verschijnt ook in de Khuddakapatha.

In Sri Lanka wordt deze toespraak beschouwd als maha paritta (grote bescherming) (in Singalees 'maha pirith'). 'De bescherming van alle richtingen', is de traditionele definitie. Zie paritta.

[2] Dit verwijst niet alleen naar onontwikkelde mensen, maar vooral ook naar de slechten in gedachten, woord en daad.

[3] Zie 'gezelschap' (samseva).

[4] Elke plaats waar bijvoorbeeld monniken, nonnen en lekenvolgelingen verblijven, waar edele mensen zich inspannen de tien verdienstelijke daden (puñña kiriya vatthu) uit te voeren en waar de Dhamma bestaat als een levend principe.

[5] Het juiste besluit te hebben genomen om immoraliteit in te ruilen voor moraliteit, ongeloof voor geloof, en zelfzucht voor vrijgevigheid.

[6] Het geweldloze ambachtswerk van de huishouder waardoor geen enkel wezen wordt gekwetst en niets onrechtmatig wordt gedaan; waar geen enkel wezen benadeeld wordt.

[7] 'Vinaya' betekent discipline in gedachten, woord en daad. Het commentaar spreekt over twee soorten van discipline: die van de huishouder — hetgeen onthouding is van de tien immorele handelingen (akusala kamma patha) — en die van de monnik, hetgeen het zich houden is aan de regels die staan opgesomd in de patimokkha (de code van de regels voor monniken) of de 'viervoudige morele zuiverheid' (catu parisuddhi sila). Voor meer over moraliteit, zie sila

[8] Juist spreken dat geschikt is, waarheidlievend, vriendelijk, voordelig en gesproken met gedachten van liefdevolle vriendelijkheid. Zie verder de groep van moraliteit van het Edel Achtvoudige Pad (ariya atthangika magga).

[9] Goed gedrag is het in acht nemen van de tien goede daden (kusala kamma patha).

[10] Totale onthouding van alcohol en bedwelmende middelen zoals drugs.

[11] Zie voor de gehele training het Edel Achtvoudige Pad (ariya atthangika magga).

[12] 'Horen' was het ten tijde van de Boeddha omdat alles oraal werd doorgegeven, maar 'lezen' heeft natuurlijk dezelfde betekenis; 'horen' en ' lezen' impliceren eenvoudigweg het 'vernemen van de Dhamma' wat hier de kern is.

[13] Elk van deze drie zegeningen verwijst naar de geestesgesteldheid van de Arahat: 1. zonder verdriet asoka; 2. vlekkeloos (viraja), dat wil zeggen, zonder hebzucht (alobha); 3. veiligheid (khemam) ten opzichte van de banden van zintuiglijke begeerten (kama), herhaaldelijk bestaan of worden (bhava), verkeerde inzichten (ditthi) en onwetendheid (avijja).

Document info
RegID Snp2-04
Bijgewerkt 1 april 2021 12:06:39
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen