De verwijdering van afleidende gedachten
Vitakkasanthana Sutta
De Boeddha noemt vijf manieren om afleidende gedachten te overwinnen.
Inhoudsopgave
1 — Een teken er tegenover zetten
5 — De lagere geest met de hogere geest verpletteren
Noot[1]
1. Aldus heb ik gehoord (evam me sutam). Eens verbleef de Gezegende nabij Savatthi in het Jetavana, het park van Anathapindika. Daar wendde hij zich tot de monniken en zei: "Monniken." En zij antwoordden hem: "Bhante." En de Gezegende sprak toen als volgt:
Vijf thema's
2. "Monniken, wanneer een monnik de hogere geest (adhicitta) nastreeft, moet hij van tijd tot tijd aandacht schenken aan vijf thema's (nimitta). Welke zijn die vijf?"
1 — Een teken er tegenover zetten
3."Hier (idha), monniken, wanneer een monnik aandacht schenkt aan een thema, en als gevolg van dat thema er in hem kwade (papa) onheilzame gedachten (akusala vitakka) ontstaan die verband houden met verlangen (chanda), met haat (dosa) en met begoocheling (moha), dan moet hij aandacht schenken aan een ander thema dat verband houdt met wat heilzaam (kusala) is. Wanneer hij aandacht schenkt aan een ander thema dat verband houdt met wat heilzaam is, dan worden alle kwade onheilzame gedachten die verband houden met verlangen, met haat en met begoocheling in hem verlaten en verdwijnen ze. Met het verlaten van hen wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht (ekaggata) en geconcentreerd (samadhi)."
"Net zoals een bekwame timmerman of zijn leerling een grote pen kan uitschakelen, kan verwijderen en eruit kan drijven door middel van een kleine[2]. Zo ook (…) wanneer een monnik aandacht schenkt aan een ander thema dat verband houdt met wat heilzaam is (…) wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht en geconcentreerd."
2 — Het gevaar onderzoeken
4. "Als er, terwijl hij aandacht schenkt aan een ander thema dat verband houdt met wat heilzaam is, er nog steeds in hem kwade onheilzame gedachten opkomen die verband houden met verlangen, met haat en met begoocheling, dan moet hij het gevaar (adinava) in die gedachten als volgt onderzoeken (dhamma vicaya): 'Deze gedachten zijn onheilzaam, ze zijn verwerpelijk, ze resulteren in lijden (dukkha)[3].' Wanneer hij het gevaar in die gedachten onderzoekt, dan worden alle kwade onheilzame gedachten die verband houden met verlangen, met haat en met begoocheling in hem verlaten en verdwijnen ze. Met het verlaten van hen wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht en geconcentreerd."
"Net zoals een man of een vrouw, jong, jeugdig en dol op ornamenten, geschokt, vernederd en walgend zou zijn als het karkas van een slang of een hond of een mens om zijn of haar nek zou worden gehangen. Zo ook (…) als een monnik het gevaar in die gedachten onderzoekt (…) wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht en geconcentreerd."
3 — Vergeten
5. "Als er, terwijl hij het gevaar (adinava) in die gedachten onderzoekt (dhamma vicaya), nog steeds in hem kwade onheilzame gedachten opkomen die verband houden met verlangen, met haat en met begoocheling, dan moet hij proberen die gedachten te vergeten en er geen aandacht aan schenken. Wanneer hij die gedachten probeert te vergeten en er geen aandacht aan schenkt, dan worden alle kwade onheilzame gedachten die verband houden met verlangen, met haat en met begoocheling in hem verlaten en verdwijnen ze. Met het verlaten van hen wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht en geconcentreerd."
"Net zoals een man met goede ogen die geen vormen wilde zien die binnen het gezichtsbereik waren gekomen, zijn ogen zou sluiten of zou wegkijken. Zo ook (…) wanneer een monnik die gedachten probeert te vergeten en er geen aandacht aan schenkt (…) wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht en geconcentreerd."
4 — Gedachtenvorming stillen
6. "Als, terwijl hij die gedachten probeert te vergeten en er geen aandacht aan schenkt, er nog steeds in hem kwade onheilzame gedachten ontstaan die verband houden met verlangen, met haat en met begoocheling, dan moet hij aandacht schenken aan het stillen van de gedachtevorming van die gedachten[4]. Wanneer hij aandacht schenkt aan het tot rust brengen van de gedachtevorming van die gedachten, dan worden alle kwade onheilzame gedachten die verband houden met verlangen, met haat en met begoocheling in hem verlaten en verdwijnen ze. Met het verlaten van hen wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht en geconcentreerd."
"Net zoals een man die snel loopt zou kunnen denken: 'Waarom loop ik snel? Wat als ik langzaam loop?', en hij langzaam zou lopen, dan zou hij kunnen denken: 'Waarom loop ik langzaam? Wat als ik sta?', en hij zou staan, dan zou hij kunnen denken: 'Waarom sta ik? Wat als ik zit?', en hij zou zitten, dan zou hij kunnen denken: 'Waarom zit ik? Wat als ik ga liggen?', en hij zou gaan liggen. Door dit te doen, zou hij elke grovere houding vervangen door een die subtieler is."
"Zo ook (…) wanneer een monnik aandacht schenkt aan het tot rust brengen van de gedachtevorming van die gedachten (…) wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht en geconcentreerd."
5 — De lagere geest met de hogere geest verpletteren
7. "Als er, terwijl hij aandacht schenkt aan het stillen van de gedachtevorming van die gedachten, er nog steeds kwade onheilzame gedachten in hem opkomen die verband houden met verlangen, met haat en met begoocheling, dan moet hij, met zijn tanden op elkaar gedrukt en zijn tong tegen het verhemelte gedrukt, de geest met de geest neerslaan, beperken en verpletteren[5]. Wanneer hij, met zijn tanden op elkaar gedrukt en zijn tong tegen het verhemelte gedrukt, de geest met de geest neerslaat, beperkt en verplettert, dan worden alle kwade onheilzame gedachten die verband houden met verlangen, met haat en met begoocheling in hem verlaten en verdwijnen ze. Met het verlaten van hen wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht en geconcentreerd. Net zoals een sterke man een zwakkere man bij het hoofd of de schouders kan grijpen en hem kan neerslaan, beperken en verpletteren."
"Zo ook (…) wanneer, met zijn tanden op elkaar gedrukt en zijn tong tegen het verhemelte gedrukt, een monnik neerslaat, beperkt en de geest verplettert met gedachten (…) wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht en geconcentreerd."
Conclusie
8. "Monniken, wanneer een monnik aandacht schenkt aan een thema (nimitta), en als gevolg van dat thema er in hem kwade onheilzame gedachten ontstaan die verband houden met verlangen, met haat en met begoocheling, dan wanneer hij aandacht schenkt aan een ander thema dat verband houdt met wat heilzaam is, worden dergelijke kwade onheilzame gedachten in hem verlaten en verdwijnen ze, en met het verlaten ervan wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, rustig, tot eenheid gebracht en geconcentreerd.
Als hij het gevaar in die gedachten onderzoekt (…). Wanneer hij die gedachten probeert te vergeten en er geen aandacht aan schenkt (…). Als hij aandacht schenkt aan het tot rust brengen van de gedachtevorming van die gedachten (…). Wanneer hij, met zijn tanden op elkaar gedrukt en zijn tong tegen het verhemelte gedrukt, de geest met de geest neerslaat, beperkt en verplettert, worden dergelijke kwaadaardige onheilzame gedachten in hem verlaten (…) wordt zijn geest innerlijk gestabiliseerd, tot rust gebracht, tot eenheid gebracht en geconcentreerd.
Deze monnik wordt dan een meester van de denkrichtingen genoemd. Hij zal denken welke gedachte hij ook wil denken en hij zal geen enkele gedachte denken die hij niet wil denken. Hij heeft het verlangen afgesneden, de banden (saññojana) afgeworpen en met de volledige doordringing van eigendunk (manabhisamaya) heeft hij een einde gemaakt aan het lijden (dukkha)."
Dit is wat de Gezegende zei. De monniken waren tevreden en verheugden zich in de woorden van de Gezegende.
Eindnoten
[1] Deze sutta samen met zijn commentaar is beschikbaar in een vertaling door Soma Thera, The Removal of Distracting Thoughts.
[2] Een pen in een stuk hout eruit slaan met een doorslag, een pendrijver. Hiervoor is het nodig dat de pendrijver kleiner is dan de pen die in het hout zit. Als de pendrijver groter is, is dat niet mogelijk. De Boeddha geeft dit voorbeeld omdat de gedachteformaties moeten afnemen.
[3] Deze methode kan worden geïllustreerd door de reflecties van de Bodhisatta in M019.3-5. Het in herinnering roepen van de onwaardigheid van de kwade gedachten levert een gevoel van schaamte op (hiri). En de geest te herinneren aan hun gevaarlijke gevolgen, produceert angst voor wangedrag (ottappa). Deze mentale factoren hebben een positieve invloed.
[4] Vitakka sankhara santhanam. MA ziet sankhara hier als toestand, oorzaak, voorwaarde of wortel (paccaya, zie ook nimitta E.), en legt de verbinding als 'het stoppen van de oorzaak van het denken'. Dit wordt bereikt door te onderzoeken (dhamma vicaya) wanneer een onheilzame gedachte is ontstaan, zoals: 'Wat is de oorzaak? Wat is de oorzaak van die oorzaak?' Zo'n onderzoek brengt volgens MA een verslapping teweeg en uiteindelijk het ophouden van de stroom van onheilzaam denken.
[5] MA: Hij moet de onheilzame staat van de geest met de heilzame staat van de geest verpletteren.
RegID | M020 |
---|---|
Bijgewerkt | 16 november 2022 03:08:05 |
Auteur | Peter van Loosbroek — Ananda |
Locatie | www.sleuteltotinzicht.nl |
Copyright | Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm |
Overig | Geen |