Dhammapada hoofdstuk 5 — Dwazen
Bala vagga
Dhammapada 60-75
060. Lang is de nacht voor hem die niet in slaap kan komen. Lang is een mijl voor hem die vermoeid is. Lang is samsara voor dwazen, zij die de ware Dhamma niet kennen.
digha jagarato ratti digham santassa yojanam digho balanam samsaro saddhammam avijanantam
Voor een slapeloze persoon is de nacht lang. Voor de vermoeide lijkt een mijl erg lang. Voor de onwetenden, die verstoken zijn van de ware Dhamma, is de cyclus van het bestaan (samsara) erg lang, als hij niet weet hoe hij die kan verkorten.
061. Als iemand geen metgezel kan vinden die beter is dan hijzelf of zijn gelijke, dan kan men beter alleen blijven. Want met dwazen omgaan levert geen voordeel op.
carance nadhigaccheyya seyyam sadisamattano ekacariyam dalham kayira natthi bale sahayata
Mensen hebben vrienden nodig. Maar als je niet iemand vindt die van hoger niveau is dan jijzelf, of tenminste van je gelijke niveau, dan is het veel beter om alleen te blijven dan in het gezelschap van idioten te leven. Uit het omgaan met dwazen is geen enkel voordeel te halen.
062. "Ik heb zonen, ik heb rijkdom", op die manier maakt de dwaas zich zorgen. Hijzelf is niet eens van hemzelf, hoe dan wel zonen en rijkdom?
putta m'atthi dhanamm'atthi iti balo vihaññati atta hi attano nathi kuto putta kuto dhanam
De dwaas denkt dat hij zonen en rijkdom heeft en dat baart hem tegelijkertijd zorgen. Maar als hijzelf niet eens van hemzelf is (hij heeft er geen controle over dat hij niet ziek wordt en niet dood gaat), hoe kan hij dan beweren dat hij zonen en rijkdom heeft?
063. Als iemand zijn dwaasheid inziet, dan is die dwaas een wijs persoon. Maar de dwaas die zichzelf wijs waant, wordt terecht een dwaas genoemd.
yo balo maññati balyam pandito vapi tena so balo ca panditamani sa ve balo'ti vuccati
Als een dwaas persoon zich gewaar wordt dat hij een dwaas is, dan kan hij vanwege de deugd van dat gewaarzijn, worden omschreven als een wijs persoon. Aan de andere kant, kan een dwaas persoon die denkt dat hij wijs is, als een ware dwaas worden beschouwd.
064. Hoewel een dwaas een leven lang nauw verbonden kan zijn met een wijze, zal hij de Dhamma niet kennen, zoals een lepel de smaak van soep niet proeft.
yavajivam pi ce balo panditam payirupasati na so dhammam vijanati dabbi suparasam yatha
De dwaas, ook al is hij een leven lang heel nauw verbonden met een wijs persoon, zal niet de ware natuur van dingen kennen, net zoals een lepel de smaak van soep niet proeft.
065. Hoewel een intelligent persoon slechts een moment verbonden kan zijn met een wijze, kan hij de Dhamma onmiddellijk begrijpen, zoals de tong (onmiddellijk) de smaak van soep proeft.
muhuttamapi ce viññu panditam payirupasati khippam dhammam vijanati jivha suparasam yatha
Als een intelligent persoon in contact komt met een wijs persoon, al is het voor een moment, dan zal hij snel de Dhamma begrijpen. Dit is hetzelfde als bij de tong die de verfijnde smaken van soep onmiddellijk proeft.
Dit vers kan nog meer gewaardeerd worden wanneer je het tegenover het vorige vers plaatst. In het vorige werd de lepel als voorbeeld gebruikt. Hoewel de lepel eindeloos smakelijk voedsel opdient, kan de lepel niet de smaak van voedsel waarderen, precies zoals een dwaas persoon de Leer niet kan waarderen, zelfs niet al blijft hij voor lange tijd in het gezelschap van wijze mensen. Maar een intelligent mens, zelfs al verkeert hij slechts voor een moment bij een wijs mens, zal de Dhamma snel begrijpen. Precies zoals de tong onmiddellijk de smaak van de soep proeft zodra die daarmee in aanraking komt.
066. Dwazen met een zwak onderscheidingsvermogen zijn als vijanden voor zichzelf, want zij begaan slechte daden die slechte gevolgen hebben.
caranti bala dummedha amitten'eva attana karonta papakam kammam yam hoti katukapphalam
Dwaze mensen, mensen met een zwak onderscheidingsvermogen, gedragen zich op een manier die schadelijk is voor henzelf. Hun onheilzame daden hebben slechte gevolgen. Zij zijn hun eigen vijand. Hier wordt met het gebrek aan onderscheidingsvermogen de betekenis van een dwaas extra benadrukt.
067. Die daden zijn niet goed, daden waarvan men spijt krijgt, waarvan men de gevolgen met huilen en een betraand gezicht ervaart.
na tam kammam katam sadhu yam katva anutappati yassa assumukho rodam vipakam patisevati
Het is goed wanneer iemand daden vermijdt die later tot berouw leiden. Wanneer je berouw hebt, heb je verdriet.
Het is goed wanneer iemand daden vermijdt die later tot berouw leiden. Wanneer je berouw hebt, heb je verdriet.
068. Maar die daden zijn goed, daden waarvan men geen spijt krijgt, waarvan men de gevolgen met blijheid en een vreugdevolle geest ervaart.
tanca kammam katam sadhu yam katva nanutappati yassa patito sumano vipakam patisevati
Het is goed wanneer iemand geen daden begaat waarvan men later spijt krijgt. Men moet dingen doen die aangename gevolgen hebben.
069. Wanneer slechte daden nog niet tot rijping zijn gekomen, beschouwt de dwaas die daden als honing. Maar wanneer het kwaad rijpt, dan lijdt de dwaas.
madhu'va maññati balo yava papam na paccati yada ca paccati papam atha balo dukkham nigacchati
Wanneer een onheilzame daad is uitgevoerd, geniet de onwijze persoon ervan alsof het honing is. Maar het lijden komt tot hem wanneer de slechte gevolgen van die slechte daden beginnen te rijpen.
070. Een dwaas kan eens per maand met de punt van een grassprietje zijn voedsel tot zich nemen, toch is hij geen zestiende deel waard van hem die de Dhamma kent.
mase mase kusaggena balo bhunjetha bhojanam na so sankhatadhammanam kalam agghati solasim
Een dwaas persoon neemt zich voor om de hoogste beloning van het spirituele leven te verwerven. Als een strenge asceet, eet hij slechts een hapje voedsel met het puntje van een grassprietje. Zo doet hij dat slechts eenmaal per maand. Toch is dit type misleidde asceet in het geheel niet dichter bij de bevrijding dan toen hij begon. Met dat alles, is hij zelfs niet een zestiende deel waard van een arahat die het Ongeconditioneerde (Nibbana) heeft bereikt.
071. Zoals melk niet onmiddellijk stremt, zo zijn kwade daden die begaan zijn. Al smeulend vervolgen ze de dwaas zoals vonken die met as bedekt zijn.
na hi papam katam kammam sajju khiram'va muccati dahantam balamanveti bhasmacchanno'va pavako
Wanneer een dwaas persoon een kwade daad begaat, geeft dat niet onmiddellijk pijnlijke gevolgen. Dit is zoals bij verse melk die niet meteen stremt of zuur wordt wanneer de melk van de uier van de koe is genomen. De zonde die begaan is blijft verborgen zoals de vonken die door as bedekt zijn; de vonken die hun weg vervolgen en de zondaar doen branden.
072. Wat door de dwaas is geleerd, draagt bij tot zijn nadeel. Zijn betere karakter is vernietigd en zijn intelligentie is verstrooid.
yavadeva anatthaya nattam balassa jayati hanti balassa sukkamsam muddhamassa vipatayam
Wat er ook door de dwaas wordt geleerd strekt tot nadeel. Het brengt hem naar zijn eigen ondergang. Verkeerde kennis vernietigt alles wat een leerling bezit en maakt hem nutteloos voor wat betreft ware kennis.
073. Voor erkenning wenst een dwaas voorrang onder de monniken, leiderschap in kloosters en eerbetoon van andere families.
asatam bhavanamiccheyya purekkharañca bhikkhusu avasesu ca issariyam puja parakulesu ca
Hij wordt erkend bevonden terwijl hij dat in werkelijkheid helemaal niet is. Hij smacht naar superioriteit onder zijn gelijken. Hij hunkert naar hoge posities in woonplaatsen. Hij is ook geboeid door het idee van het ontvangen van giften en benodigdheden van andere families.
074. Laat lekenvolgelingen en monniken denken: 'Dat dit door mij is gedaan, of het nu grote of kleine werken zijn. Laat hen afhankelijk van mij zijn.' Zo is de intentie van de dwaas; zijn begeerte en eigendunk nemen toe.
mam eva kata maññantu gihi pabbajita ubho mame'va ativasa assu kiccakiccesu kismici iti balassa sankappo iccha mano ca vaddhati
De dwaas heeft deze geesteshouding: 'Laat beiden, zowel de lekenvolgelingen als de monniken, denken dat dit helemaal alleen door mij was verricht. In welke activiteit dan ook, klein of groot, moet mijn leiderschap de overhand hebben. Iedereen moet mij volgen.' Deze eigendunk van de idioot leidt tot begeerte, ongecontroleerd verlangen en ongegronde trots. Het leidt tot een vals gevoel van verhevenheid.
075. Het ene pad leidt naar wereldse winst, een ander pad leidt naar Nibbana. De monnik die dit duidelijk begrijpt, de ware volgeling van de Boeddha, moet zich niet wentelen in aangeboden giften, maar zich in plaats daarvan toewijden in afzondering.
añña hi labhupanisa añña nibbanagamini evametam abhiññaya bhikkhu buddhassa savako sakkaram nabhinandeyya vivekamanubruhaye
Er is een weg naar wereldse vooruitgang en materieel voordeel. Maar de weg naar Nibbana is een heel andere. De monnik, die de discipel van de Boeddha is, moet zich dit verschil goed gewaar zijn. Hij moet geen vreugde scheppen in de wereldse gaven waardoor hij zichzelf aan banden legt. In plaats daarvan moet hij voor afzondering kiezen.
RegID | Dhphfd05 |
---|---|
Bijgewerkt | 3 augustus 2020 00:00:19 |
Auteur | Peter van Loosbroek — Ananda |
Locatie | www.sleuteltotinzicht.nl |
Copyright | Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm |
Overig | Geen |