Advies aan Sigala

Sigalovada Sutta

In de Sigalovada Sutta toont de Boeddha een jonge huishouder op vakkundige wijze dat het aanbidden van de zes richtingen niet de juiste wijze is om de plichten te volbrengen. Een belangrijke basisvoorwaarde om een moreel verantwoord leven te leiden dat naar geluk strekt, is het in gezelschap verkeren van goede vrienden. Vandaag de dag is het nog steeds zeer fascinerend hoe de Boeddha slecht en goed gezelschap uit elkaar weet te houden zoals in deze toespraak.

De Sigalovada Sutta kan dan ook gezien worden als de toespraak waarin 'Disciplinaire code voor de lekenvolgeling' is vastgelegd.

Inhoudsopgave

Inleiding

Sigala aanbidt de zes richtingen

De uitroeiing van vier ondeugden

De vier manieren waarop geen kwade daad begaan wordt

De zes kanalen waardoor rijkdom wordt verkwist

Bedwelmende middelen

Rondhangen op ongepaste uren

Veelvuldig naar plaatsen van vermaak

Gokken

Slecht gezelschap

Verslaafd aan luiheid

Hoe je slechte vrienden herkent

Hij, die op bezit uit is

De huichelaar

De mooiprater

Hij, die afbreuk doet

Hoe je goede vrienden herkent

De helper

Dezelfde bij geluk en tegenslag

Hij, die goede raad geeft

Hij, die met jou sympathiseert

Het in beschouwing nemen van de zes richtingen

De ouders en kinderen als het oosten

De leraren als het zuiden

De vrouw en kinderen als het westen

Vrienden en verwanten als het noorden

De werkgevers en de werknemers als het nadir

De monniken als het zenit

Inleiding

Sigala was de zoon van een boeddhistische familie die in Rajagaha woonde. Zijn ouders waren toegewijde volgelingen van de Boeddha, maar de zoon stond onverschillig tegenover religie. De vrome vader en moeder konden hun zoon met geen enkele mogelijkheid overhalen om hen te vergezellen tijdens hun bezoeken aan de Boeddha of zijn discipelen om de Edele Leer te vernemen. De zoon vond het onpraktisch en zinloos om de Sangha te bezoeken, omdat zulke bezoeken alleen maar verlies van materieel bezit opleverden; spirituele groei kon hem immers niets schelen. Continu zou hij tegen zijn vader gezegd hebben: "Ik wil niets met die monniken te maken hebben. Van eerbied betuigen aan hen krijg ik alleen maar een kromme rug en stijve knieën. Ik moet op de grond gaan zitten waardoor mijn kleren vuil worden en verslijten. En wanneer men, na zo te hebben neergezeten, je hen door de gesprekken leert kennen, dien je hen uit te nodigen en bedelspijzen te geven. En zo ga je er alleen maar op achteruit."

De Boeddha toont aan Sigala een andere discipline.
De Boeddha toont aan Sigala een andere discipline.

Op een gegeven moment was de vader stervende, en hij riep zijn zoon aan zijn sterfbed bij hem waarop hij hem verzocht een klein beetje naar zijn advies te willen luisteren. "Zeer zeker, lieve vader, ik zal elke opdracht uitvoeren die u van mij verlangt", zei hij. "Goed dan, mijn zoon, aanbidt dan na je ochtendbad de zes richtingen." De vader vroeg hem dat, in de hoop dat op de een of andere dag, wanneer de zoon de uitvoering van zijn belofte nakwam, de Boeddha of zijn discipelen hem zouden zien en die gelegenheid zouden aangrijpen om een passende toespraak tot hem te prediken. En omdat de wensen die vanaf een sterfbed gedaan worden, goed herinnerd en serieus genomen worden, voerde Sigala de wens van zijn vader uit. Maar de ware betekenis ervan, begreep hij niet.

Nu was het een vast gebruik van de Boeddha om 's ochtends om vier uur op te staan. Nadat hij een vol uur lang (van 4 — 5) met Nibbanische zegeningen doordrongen werd, omvatte hij het hele universum met zijn gedachten vol van liefdevolle vriendelijkheid. Het is in dit uur (van 5 — 6) dat hij de wereld doordrong met zijn grote mededogen om te zien welk wezen hij die dag van dienst kon zijn. En op een morgen gebeurde het dat Sigala binnen het gezichtsveld van het mededogen van de Boeddha kwam. Vanwege zijn inzicht, namelijk dat Sigala een betere manier getoond kon worden voor aanbidding, besloot de Boeddha: 'Vandaag zal ik de Leken Vinaya (de Disciplinaire Code voor voor leken) tot Sigala prediken. Die toespraak zal voor veel mensen van groot voordeel zijn. Daar moet ik heengaan.'

Zodoende ontmoette de Boeddha hem tijdens zijn bedeltocht naar Rajagaha, en toen hij hem daar zo bezig zag om de zes richtingen te aanbidden, predikte hij deze grote toespraak tot hem, welke kort samengevat, de gehele huishoudelijke en sociale plicht van de leek inhoudt.

Sigala aanbidt de zes richtingen

Aldus heb ik gehoord (evam me sutam). Eens verbleef de Gezegende in het Bamboe Bos (Veluvana), nabij de Eekhoorn Voederplaats (Kalandakanivapa), nabij Rajagaha. In die tijd, stond de jonge Sigala, de zoon van een huishouder, vroeg in de morgen op, vertrok uit Rajagaha met natte kleren en natte haren en aanbad met samengevouwen handen de verscheidene richtingen — het oosten, het zuiden, het westen, het noorden, het nadir (beneden), en het zenit (boven).

Toen de Gezegende zichzelf in de voormiddag had aangekleed, zijn bedelnap en bovengewaad genomen had, ging hij Rajagaha binnen om zijn bedelronde te doen. Op dat moment zag hij de jonge Sigala z'n aanbiddingen verrichten en sprak hem als volgt aan:

"Waarom, jonge huishouder, sta je vroeg in de morgen op, vertrek je uit Rajagaha met natte kleren en natte haren, aanbid je met samengevouwen handen de verschillende richtingen — het oosten, het zuiden, het westen, het noorden, het nadir, en het zenit?"

"Bhante, mijn vader zei tegen mij toen hij op sterven lag: 'Beste zoon, aanbidt de zes richtingen.' En ik, bhante, respecteer, eerbiedig, vereer, betuig hulde aan mijn vaders woord. Ik sta vroeg in de morgen op en verlaat Rajagaha met natte kleren en natte haren, en aanbid met gevouwen handen de zes richtingen."

Hierop antwoordde de Boeddha: "Het is niet op deze manier, jonge huishouder, dat de zes richtingen in de discipline van de edelen aanbeden moeten worden."

"Bhante, hoe moeten de zes richtingen in de discipline van de edelen dan aanbeden worden? Het is goed, bhante, als de Gezegende mij de Leer zou onderwijzen die laat zien hoe de zes richtingen in de discipline van de edelen aanbeden moeten worden!"

"Goed, jonge huishouder, luister en prent dit goed in je geest in; ik zal spreken." — "Uitstekend, bhante", antwoordde Sigala.

En de Gezegende sprak als volgt:

Aangezien, jonge huishouder, de edele discipel: I) de vier ondeugden in gedrag heeft uitgeroeid[1], II) aangezien hij in vier manieren geen kwade daad begaat, III) aangezien hij de zes kanalen niet najaagt om zijn rijkdom te verkwisten en hij aldus deze veertien slechte dingen vermijdt, de zes richtingen waarneemt en het pad opgaat dat naar overwinning leidt in beide werelden, is hij gezegend in deze wereld en in de volgende. Na de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij in een gelukkige hemelse staat geboren[2].

De uitroeiing van vier ondeugden

I) Wat zijn de vier ondeugden in gedrag die hij uitgeroeid heeft? Het vernietigen van leven, huishouder, is een ondeugd, en ook stelen, seksueel wangedrag en liegen. Dit zijn de vier ondeugden die hij uitgeroeid heeft.

Aldus sprak de Gezegende. En toen de Meester zo gesproken had, sprak hij wederom:

Doden, stelen, liegen, seksueel wangedrag;
deze vier kwade dingen worden nooit
door de wijze geprezen.

De vier manieren waarop geen kwade daad begaan wordt

II) Op welke vier manieren begaat iemand geen kwade daad? Geleid door hebzucht (chanda) begaat iemand kwaad. Geleid door haat (dosa) begaat iemand kwaad. Geleid door begoocheling (moha) begaat iemand kwaad. Geleid door angst (bhaya) begaat iemand kwaad[3]. Maar aangezien de edele discipel niet geleid wordt door hebzucht, haat, begoocheling en angst, begaat hij geen kwade daad.

Aldus sprak de Gezegende. En toen de Meester zo gesproken had, sprak hij wederom:

Wanneer iemand door hebzucht, haat, angst of begoocheling
de Dhamma overschrijdt,
van hem zal alle glorie verwelken
zoals de maan tijdens de donkere helft[4].

Wanneer iemand door hebzucht, haat, angst of begoocheling
de Dhamma niet overschrijdt,
van hem zal alle glorie toenemen
zoals de maan tijdens de heldere helft[5].

De zes kanalen waardoor rijkdom wordt verkwist

III) Wat zijn de zes kanalen voor het verkwisten van rijkdom die hij niet najaagt?

  1. Toegeeflijkheid aan bedwelmende middelen, hetgeen verdwazing en onoplettendheid veroorzaakt.
  2. Rondhangen in straten op ongepaste uren.
  3. Door veelvuldig naar plaatsen van vermaak te gaan.
  4. Toegeeflijkheid aan gokken, hetgeen onoplettendheid veroorzaakt[6].
  5. Omgaan met slecht gezelschap.
  6. Verslaafd zijn aan luiheid.

Bedwelmende middelen

1. Er zijn, jonge huishouder, deze zes kwade gevolgen van het toegeeflijk zijn aan bedwelmende middelen die verdwazing en onoplettendheid veroorzaken.

Rondhangen op ongepaste uren

2. Er zijn, jonge huishouder, deze zes kwade gevolgen van het rondhangen in straten op ongepaste uren.

Veelvuldig naar plaatsen van vermaak

3. Er zijn, jonge huishouder, deze zes kwade gevolgen van het veelvuldig naar plaatsen van vermaak gaan[8].

Hij denkt altijd:

Gokken

4. Er zijn, jonge huishouder, deze zes kwade gevolgen van toegeeflijkheid aan gokken.

Slecht gezelschap

5. Er zijn, jonge huishouder, deze zes kwade gevolgen van het omgaan met slecht gezelschap (asappurisa samseva).

Verslaafd aan luiheid

6. Er zijn, jonge huishouder, deze zes kwade gevolgen van het verslaafd zijn aan luiheid.

Hij werkt niet, en zegt:

Doordat hij op deze manier leeft, is hij nalatig in velerlei opzichten, hij verkrijgt geen nieuwe rijkdom, en de rijkdom die hij vergaard heeft, neemt af.

Aldus sprak de Gezegende. En toen de Meester zo gesproken had, sprak hij wederom:

Iemand is dan een 'vriend' wanneer hij drank van je krijgt;
iemand zegt: dan 'vriend, vriend', alleen in iemands gezicht;
iemand is dan alleen een 'vriend' als het in zijn eigen voordeel is.

Lang slapen, overspel, opvliegendheid,
boosaardig, slecht gezelschap, gierig —
deze zes veroorzaken de ondergang van een man.

Iemand die slechte makkers en vrienden heeft
buigt af naar slechte manieren
die tot ondergang leiden in beide werelden; —
in deze en in de volgende.

Gokken, vrouwen, drank, dansen, zingen,
overdag slapen, op nachtelijke uren over de straat slenteren,
slecht gezelschap, gierigheid —
deze negen oorzaken ruïneren een man[11].

Wie met dobbelstenen speelt en bedwelmende dranken drinkt,
gaat naar vrouwen die voor anderen net zo dierbaar zijn als hun eigen leven,
verblijft in het gezelschap van gemeneriken en niet met ouderlingen —
hij krimpt in zoals de maan tijdens de verwelkende helft.

Wie dronken is, arm, behoeftig,
nog steeds dorst heeft terwijl hij drinkt,
veelvuldig de bar opzoekt;
zinkt in de diepte zoals een steen in het water,
en brengt al gauw zijn familie ten schande.

Hij, die er een gewoonte van maakt om overdag te slapen,
er late uren op na houd, is altijd bedwelmd
en zijn losbandigheid is ongeschikt
om een huislijk leven te leiden.

Wie zegt dat het te warm is, te koud is,
te laat is, en die dingen ongedaan laat;
aan zulke mensen gaan gelegenheden om goed te doen, voorbij.

Maar wie niet méér acht slaat op koude of warmte dan op een grassprietje
en wie dapper zijn plichten uitvoert,
zal het geluk niet missen.

Hoe je slechte vrienden herkent

Deze vier, jonge huishouder, moeten worden gezien als vijanden die zich voordoen als vrienden.

  1. Hij, die zich de bezittingen van zijn vriend toe-eigent.
  2. De huichelaar.
  3. De mooiprater.
  4. Hij, die afbreuk doet aan alles.

Hij, die op bezit uit is

1. Op vier manieren, jonge huishouder, moet iemand die op bezit uit is, gezien worden als een vijand die zich voordoet als een vriend.

De huichelaar

2. Op vier manieren, jonge huishouder, moet iemand die huichelt, gezien worden als een vijand die zich voordoet als een vriend.

De mooiprater

3. Op vier manieren, jonge huishouder, moet een mooiprater gezien worden als een vijand die zich voordoet als een vriend.

Hij, die afbreuk doet

4. Op vier manieren, jonge huishouder, moet iemand die afbreuk doet gezien worden als een vijand die zich voordoet als een vriend.

Aldus sprak de Gezegende. En toen de Meester zo gesproken had, sprak hij wederom:

De vriend, die wil bezitten,
de vriend, die huichelt,
de vriend, die een mooiprater is,
de vriend, die je ruïneert, —
deze vier worden door de wijzen voor vijanden aangezien,
en zoals gevaarlijke paden, zo worden zij door hen op grote afstand vermeden.

Hoe je goede vrienden herkent

Deze vier, jonge huishouder, moeten worden gezien als loyale vrienden.

  1. Hij, die een helper is.
  2. Hij, die hetzelfde is bij geluk en tegenslag.
  3. Hij, die goede raad geeft.
  4. Hij, die met jou sympathiseert.

De helper

1. Op vier manieren, jonge huishouder, moet een helper gezien worden als een loyale vriend.

Dezelfde bij geluk en tegenslag

2. Op vier manieren, jonge huishouder, moet iemand die hetzelfde is bij geluk en tegenslag, gezien worden als een warmhartige vriend.

Hij, die goede raad geeft

3. Op vier manieren, jonge huishouder, moet iemand die goede raad geeft, gezien worden als een loyale vriend.

Hij, die met jou sympathiseert

4. Op vier manieren, jonge huishouder, moet iemand die sympathiseert, gezien worden als een loyale vriend.

Aldus sprak de Gezegende. En toen de Meester zo gesproken had, sprak hij wederom:

De vriend, die een helper is,
de vriend, in geluk en ellende,
de vriend, die goede raad geeft,
en ook de vriend, die met jou sympathiseert —
deze vier worden door de wijzen voor vrienden aangezien
en liefkozen hen innig,
zoals een moeder haar eigen kind.

De wijze en de deugdzame gloeien
als een smeulend vuur.

Voor hem, die zijn rijkdom op geweldloze wijze verkrijgt
zoals een bij die honing verzamelt[13],
stapelt rijkdom zich voor hem op
zoals een snel groeiende mierenhoop.

Met rijkdom op deze wijze verkregen,
is een lekenvolgeling capabel voor het huishoudelijke leven,
en deelt zijn rijkdom in vier delen;
aldus zal hij meer vrienden krijgen.

Eén deel gebruikt hij voor zichzelf[14],
twee delen investeert hij in zijn zaken,
het vierde bewaart hij voor tijden van nood.

Het in beschouwing nemen van de zes richtingen

En hoe, jonge huishouder, neemt een edele discipel de zes richtingen waar?

Het volgende moet gezien worden als de zes richtingen.

  1. De ouders moeten gezien worden als het oosten.
  2. Leraren als het zuiden.
  3. Vrouw en kinderen als het westen.
  4. Vrienden en verwanten als het noorden.
  5. Werkgevers en werknemers als het nadir.
  6. Monniken als het zenit[15].

De ouders en kinderen als het oosten

1. Op vijf manieren, jonge huishouder, moet het kind de ouders als het oosten dienen.

Op vijf manieren, jonge huishouder, zullen ouders die aldus door hun kinderen als het oosten bediend worden, blijk geven van hun mededogen.

Op deze vijf manieren dienen kinderen hun ouders als het oosten, en geven ouders blijk van hun mededogen voor de kinderen. Aldus is het oosten door hen in beschouwing genomen en veilig en zeker gesteld.

De leraren als het zuiden

2. Op vijf manieren, jonge huishouder, moet een leerling zijn leraar als het zuiden dienen.

Op vijf manieren, jonge huishouder, zullen leraren die aldus door hun leerlingen als het zuiden bediend worden, blijk geven van hun mededogen.

De leraren die aldus door hun leerlingen als het zuiden bediend worden, geven op deze vijf manieren blijk van mededogen voor hen. Aldus is het zuiden door hen in beschouwing genomen en veilig en zeker gesteld.

De vrouw en kinderen als het westen

3. Op vijf manieren, jonge huishouder, moet een vrouw als het westen door haar man gediend worden.

De vrouw die zo als het westen door haar man bediend wordt, geeft op vijf manieren blijk van haar mededogen voor haar man.

Op deze vijf manieren toont een vrouw haar mededogen voor haar man die haar als het westen bediend. Aldus wordt het westen door hem in beschouwing genomen en veilig en zeker gesteld.

Vrienden en verwanten als het noorden

4. Op vijf manieren, jonge huishouder, moet een familielid zijn vrienden en verwanten bedienen als het noorden.

De vrienden en verwanten die aldus als het noorden door een familielid bediend worden, geven als volgt blijk van mededogen voor hem.

De vrienden en verwanten die op deze wijze door het familielid bediend worden als het noorden, tonen op deze vijf manieren hun mededogen aan hem. Aldus is het noorden door hem in beschouwing genomen en veilig en zeker gesteld.

De werkgevers en de werknemers als het nadir

5. Op vijf manieren moet een meester (werkgever) zijn bedienden en werknemers dienen als het nadir.

De bedienden en werknemers die op deze wijze door hun meester bediend worden als het Nadir, tonen op deze vijf manieren hun mededogen aan hem.

De bedienden en werknemers die op deze wijze bediend worden als het Nadir, tonen op deze vijf manieren hun mededogen aan hem. Aldus is het Nadir door hem in beschouwing genomen en veilig en zeker gesteld.

De monniken als het zenit

6. Op vijf manieren, jonge huishouder, moet een huishouder, de monniken als het Zenit bedienen.

De monniken die aldus door de huishouder als het zenit worden bediend, tonen op zes manieren hun mededogen aan hem.

Op deze zes manieren tonen monniken hun mededogen aan een huishouder die hen bedient als het zenit. Aldus is het zenit door hem in beschouwing genomen en veilig en zeker gesteld.

Aldus sprak de Gezegende. En toen de Meester zo gesproken had, sprak hij wederom:

De moeder en de vader zijn het oosten,
De leraren zijn het zuiden,
Vrouw en kinderen zijn het westen,
De vrienden en verwanten zijn het noorden.

Bedienden en werknemers zijn het nadir,
de monniken zijn het zenit.
Hij, die capabel is het huiselijke leven te leiden,
moet deze zes richtingen begroeten.

Die wijs en deugdzaam is,
vriendelijk en verstandig,
bescheiden en gedwee,
deze persoon is het waard geëerd te worden.

Die energiek is en niet lui,
dezelfde blijft bij ellende,
smetteloos in gedrag en intelligent,
deze persoon is het waard geëerd te worden.

Die gastvrij is en vriendelijk,
vrijgevig en onzelfzuchtig,
een gids, een instructeur, een leider,
deze persoon is het waard geëerd te worden.

Vrijgevigheid, zachte spraak,
behulpzaam tot anderen,
onpartijdig voor allen,
als een situatie daar naar vraagt.

Deze vier winnende wegen houden de wereld gaande,
als een naaf in een bewegende kar.
Als deze niet in de wereld bestaan,
dan zal noch moeder noch vader,
respect en eer van hun kinderen ontvangen.

Omdat deze vier winnende wegen
de wijzen iedere dag waarderen,
bereiken zij verhevenheid,
en winnen zij rechtmatig in lofwaardigheid.

Toen de Gezegende aldus had gesproken, zei Sigala, de jonge huishouder, het volgende: "Het is verbazingwekkend, bhante Gotama! Het is wonderbaarlijk, bhante Gotama! Net zoals iemand rechtzet wat op z'n kop staat, openbaar maakt wat verborgen is, of de weg wijst aan hem die verdwaald is, of een lamp omhoog houdt in de duisternis zodat zij die ogen hebben dingen zullen zien; net zo is de Dhamma door bhante Gotama op vele manieren uitgelegd!"

"Daarom, neem ik mijn toevlucht in hem, in zijn Dhamma en in zijn Sangha. Dat de Gezegende mij als een lekenvolgeling (upasaka) moge aannemen als iemand die zijn toevlucht heeft genomen vanaf deze dag tot het einde van zijn leven!"

Eindnoten

[1] Kamma kilesa, letterlijk: 'handelingen van bezoedeling'.

[2] Het hoogste doel in de Leer van de Boeddha is om nergens meer geboren te worden en het Nibbana te verwezenlijken. Maar omdat de Boeddha nu tot een huishouder spreekt, die over het algemeen de Dhamma op een veel lager niveau beoefent dan een monnik, toont de Boeddha hem een moreel leven dat tot een gelukkige wedergeboorte leidt.

[3] Dit betreft de '4 verkeerde paden', zie agati. De Boeddha predikt dit deel als in A04-019.

[4] Het laatste kwartier.

[5] Het eerste kwartier.

[6] De oorzaak van gokken is hebzucht. Hebzucht verblind en zorgt zodoende voor onoplettendheid.

[7] Misdaden door anderen begaan.

[8] Het is niet zo, dat de Boeddha hier beweert dat je nooit naar een feestje mag, maar hij waarschuwt hier voor een op sensatie belust leven. Daarom zegt hij ook: 'Hij denkt altijd (...)', waarmee hij aantoont dat de geest van zo iemand, die veelvuldig dergelijke plaatsen bezoekt, altijd gevuld is met zintuiglijke verlangens die een ernstige blokkade vormen voor spirituele voortgang.

[9] Verhalen die op sensatie belust zijn.

[10] Met andere woorden: hij verzint altijd wel een smoes om zijn plichten niet te hoeven doen.

[11] In het originele Pali spreekt men hier van 'zes oorzaken' omdat twee samengestelde woorden en een uitspraak van een dubbele term als eenheden worden geteld.

[12] Wanneer de Boeddha hier tot iemand had gesproken met een dieper inzicht, zou hij de luisteraar niet een hemelse sfeer hebben aangeprezen, maar naar een veel hoger doel hebben verwezen, namelijk Nibbana.

[13] Zie Dhp049.

[14] Dit deel impliceert ook datgene wat aan goede doelen wordt besteed: gaven aan monniken, liefdadigheid, etc.

[15] "Het symbool is bedachtzaam gekozen: zoals de dag in het oosten begint, zo begint het leven bij de zorg van de ouders; het loon voor de leraren en het zuiden bestaat uit hetzelfde woord: dakkhina; huishoudelijke zorg volgt wanneer jeugdigen mannen worden, zoals het westen het latere daglicht vasthoudt; noorden is 'voorbij' (uttara), zoals bij hulp van vrienden, etc. raakt hij voorbij problemen" — (Rhys Davids).

[16] Dit is een heilig gebruik van de Arya's (Edelen) die de doden nooit vergeten. Deze traditie wordt nog steeds trouw in acht genomen door de boeddhisten van Sri Lanka die ceremoniële offers van voedsel brengen aan de monniken op de 8e dag, in de derde maand, en op iedere verjaring van het overlijden van de ouders. Verdiensten van deze goede daden wordt na de ceremonie geofferd aan de overledene. Bovendien is een boeddhist na elke puñña kamma (goede handeling) nooit nalatig om aan zijn ouders te denken en verdiensten over te brengen. Zo wordt de loyaliteit en dankbaarheid, geadviseerd door de Boeddha, aan ouders getoond.

[17] Letterlijk: 'tot mensen in de omgeving' (parijana).

Document info
RegID D31
Bijgewerkt 4 december 2023 09:39:29
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen