Vasettha

Vasettha Sutta

Wat is het dat een man een brahmaan maakt?

Aldus heb ik gehoord. Eens verbleef de Boeddha in het woud van Icchanagala. Vele beroemde brahmanen verbleven daar ook, zoals Cañki, Tarukkha, Pokkharasati, Janussoni en Todeyya. Allemaal beroemde, geleerde en rijke brahmanen.

Onder deze mannen waren twee jonge brahmanen, de ene heette Vasettha en de andere Bharadvaja. Op een dag, toen deze twee jonge mannen wat heen en weer liepen, begonnen zij een twistgesprek over welke factoren iemand tot een brahmaan maakten.

Bharadvaja zei: "Het heeft met iemands familie te maken. Als de achtergrond van iemands familie zuiver is, en er heeft zich tot voor zeven generaties terug geen gemengd huwelijk voorgedaan met andere kasten, hetzij aan moeders kant hetzij aan vaders kant, dan is iemand een brahmaan."

Maar Vasettha zei: "Als iemands handelingen goed zijn en de plichten in acht genomen worden, dan is iemand een brahmaan."

Bharadvaja bleef bij zijn theorie en Vasettha bij die van hem; de een kon de ander niet van zijn gelijk overtuigen. Dus stelde Vasettha voor dat zij naar iemand zouden gaan om naar diens advies te vragen. "Luister", zei hij tegen Bharadvaja, "er is een monnik genaamd Gotama, de prins van de Sakya's die zijn familie verlaten heeft en van wie er wordt gezegd: 'Inderdaad, de Gezegende is volmaakt, volledig verlicht, begiftigd met kennis en oefening, verheven, de kenner van de werelden, de onvergelijkbare leider van mensen die beteugeld dienen te worden, de Leraar van goddelijke en menselijke wezens, verlicht en gezegend. Hij maakt deze wereld met haar wezens, haar mara's en brahma's, en de groep van wezens, met haar monniken en brahmanen, en haar goddelijke en menselijke wezens bekend, datgene wat hij zélf door rechtstreekse kennis helder begrepen heeft. Hij zet de Dhamma uiteen die goed in het begin is, goed in het midden en goed aan het einde, betekenisvol en letterlijk, compleet in alles; en hij verkondigt het heilige leven dat volmaakt zuiver is. Zulke volmaakten te zien is inderdaad goed!'"

"Wel, Bharadvaja," zei Vasettha, "laat ons naar deze man Gotama gaan en aan hem vragen om deze zaak op te helderen en het aan te nemen zoals de asceet Gotama het uitlegt."

"Goed," zei Bharadvaja, "laten we gaan." En de jonge mannen vetrokken om deze Meester op te zoeken. Toen zij hem vonden, groetten zij hem hoffelijk en gingen ter zijde van hem zitten. Toen sprak Vasettha de Meester aan met de volgende woorden:

594. "Heer, wij zijn beiden studenten van de orthodoxe leer en wij zijn beiden erkend als experts in de studie van de Veda's. Mijn leraar is Pokkharasati en mijn vriend hier, studeert bij Tarukkha."

595. "Wij hebben alle commentaren bestudeerd van de drie Veda's en wij zijn gekwalificeerd om de onderwerpen van lange verzen, grammatica en zang (chanten) te onderwijzen."

596. "Maar ondanks dat, Gotama, is er toch nog een vraag waarover wij het niet met elkaar eens kunnen worden, namelijk, de belangrijkheid van erfelijkheid. Bharadvaja blijft erbij, dat een man een brahmaan is omdat hij zo is geboren, maar ik ben er zeker van, dat het de daden van iemand zijn die tellen. Wij willen dat u, die visie heeft, van deze discussie op de hoogte bent."

597. "Omdat wij er zelf niet uit kunnen komen, zijn wij naar u toegekomen om u hierover te vragen. Wij hebben gehoord dat u de Volledig Verlichte bent."

598. "U wordt met respect door mensen behandeld. Zij vouwen hun handen samen wanneer zij u zien, zoals zij dat doen wanneer zij respect betuigen aan de wassende maan."

599. "U bent het oog van de wereld, Gotama, dus vragen wij u deze zaak te bekijken: Wat is het dat een man een brahmaan maakt? Is het door geboorte of is het door de dingen die hij doet? Wij komen er niet uit, Gotama, dus verklaar dit alstublieft aan ons en vertel ons wat een brahmaan is."

600. De Boeddha antwoordde Vasettha als volgt: "Ik zal het je in de juiste volgorde uitleggen en overeenkomstig met het feit dat er verschillende soorten wezens zijn omdat er verschillende geslachten zijn."

601. "Als je naar bomen kijkt of gras, ofschoon deze geen bewustzijn hebben, zijn er toch vele verschillende soorten en geslachten. Er zijn uiteenlopende geslachten."

602. "Dan zijn er insecten, grote zoals motten en kleine zoals mieren. Aan deze wezens kun je eveneens zien dat zij van verschillende soorten en geslachten zijn."

603. "En aan vierbenige dieren, van welke grootte dan ook, kun je ook zien dat zij van verschillende soorten en geslachten zijn."

604. "Kijk nu naar de wezens die op hun buik kruipen, de reptielen en de slangen — je kunt zien dat zij van verschillende soorten en geslachten zijn."

605-606. "Kijk naar de vissen en het leven in het water, kijk naar de vogels met hun jongen die door de lucht vliegen — je kunt zien dat zij van verschillende soorten en geslachten zijn."

607. "Onder mensen zijn er géén andere soorten en geslachten in de zin zoals die gevonden worden bij andere levensvormen."

608. "Zoals bij andere geslachten, is er onder mensen géén verschil in soorten of geslachten met betrekking tot hun ogen, oren, monden, neuzen, lippen, wenkbrauwen en zelfs hun haar. Allemaal zijn ze van hetzelfde type."

609. "Van de nek tot het kruisgewelf, van de schouder tot de heup, van de rug tot de borst — dit is bij mensen allemaal van hetzelfde type."

610. "Handen, voeten, vingers, nagels en dijbenen zijn allemaal standaard, zo ook de kenmerken van de stem en van kleuren. Mensen hebben niet, zoals andere wezens, geen uiterlijke kenmerken die hen vanwege geboorte onderscheid[1]."

611. "Zij hebben niet een variëteit van aangeboren kenmerken zoals andere wezens dat hebben. De verschillen voor wat betreft de zaak van de mensen, zijn alleen vanwege de formaliteit."

612. "Bijvoorbeeld, Vasettha, als een man koeien houdt en van hun producten leeft, dan noemen we hem een boer — we noemen hem niet een brahmaan."

613. "Zo is dat ook wanneer een man in zijn levensonderhoud voorziet door een bepaald vakmanschap uit te oefenen, in dat geval noemen we hem dan een vakman — we noemen hem niet een brahmaan."

614. "Als hij zichzelf onderhoud door handel, dan noemen we hem eerder een handelaar dan een brahmaan."

615. "Wanneer een man betaald krijgt voor het dienen van anderen, dan noemen we hem eerder een bediende dan een brahmaan."

616. "Een man die de dingen van anderen neemt, noemen we eerder een dief dan een brahmaan."

617. "Een boogschutter die zijn vaardigheid verkoopt, staat bekent als een soldaat — we noemen hem niet een brahmaan."

618. "Een man die zijn werk doet door riten en ceremonies uit te voeren, staat bekend als een priester en niet als een brahmaan[2]."

619. "En een man die leeft van de in- en verkoop van landerijen en dorpen, staat bekend als een landheer of een koning — we noemen hem niet een brahmaan."

620. "Ik noem een man niet een brahmaan vanwege zijn moeder of zijn afkomst. Alleen omdat een man het label 'Meneer' draagt, betekent nog niet dat hij vrij is van gewoontepatronen en gehechtheid. Maar hij die vrij is van gehechtheid, hij die vrij van vastgrijpen is — dat is de persoon die ik een brahmaan noem."

621. "Wanneer alle ketenen verspreid liggen, wanneer er geen onrust meer is en een man zichzelf bevrijd heeft en zijn boeien afgeworpen heeft — dan is dat de persoon die ik een brahmaan noem."

622. "Hij, die de strik (van onwetendheid (avijja)) en het harnas (van verkeerde inzichten (ditthi)) afgekapt heeft, hij die obstakels verwijderd heeft en die verlicht is — dat is de persoon die ik een brahmaan noem."

623. "Hij, die beledigingen en geweld verdraagt zonder zich te ergeren, wiens verdraagzaamheid (khanti) zijn kracht en zijn leger is — dat is de persoon die ik een brahmaan noem."

624. "Er is geen boosheid en er is geen onwetendheid — er is alleen de kracht van zelfbeheersing en de kracht van zuivere daden[3]. Daarom is er geen herhaling van gewoontepatronen, geen wedergeboorte — dat is de persoon die ik een brahmaan noem."

625. "Zoals een waterdruppel van een lotusblad afrolt of een mosterdzaadje van de top van een naald afrolt — zo rollen zintuiglijke begeerten van hem af en laten geen enkel spoor in hem achter. Het is zulk een persoon die ik een brahmaan noem."

626. "Hij wordt lichter en laat de keten vallen — hier, in deze wereld, kan hij direct zien hoe het lijden tot een einde komt. Dit is iemand die ik een brahmaan noem."

627. "Iemand die diep van begrip is, wijs, kundig in wat het verkeerde en het juiste pad is, die het allerhoogste doel bereikt heeft. Zo iemand noem ik een brahmaan."

628. "Zonder steunpunten, zonder afhankelijkheid, geen behoefte om zich met andere mensen te vermengen of zij welvarende eigenaars zijn of zwervende monniken; het minimum is voldoende voor hen — dat is de betekenis van 'brahmaan'."

629. "Door de wapens van geweld neer te leggen, door geen enkel wezen te doden — dat is de betekenis van 'brahmaan'."

630. "Hij die geen boosheid toont aan hen die wel boosheid tonen, hij die vredig is ten opzichten van hen die gewelddadig zijn, hij die niet vastgrijpt wanneer hij onder hen is die wel vastgrijpen — dat is de persoon die ik een brahmaan noem."

631. "Hij, wiens begeerte, haat, eigendunk en afgunst van hem afgerold zijn zoals een mosterdzaadje dat van de top van een naald afrolt — dat is de persoon die ik een brahmaan noem."

632. "Hij die geen onvriendelijke woorden spreekt, maar woorden die vol betekenis en waarheid zijn, woorden die anderen niet tot haat aanzetten — dan is dat een persoon die ik een brahmaan noem."

633. "Geen bezittingen hebben, geen toegeëigende zaken hebben, ongeacht de grootte, hoeveelheid of waarde — dat is de betekenis van 'brahmaan'."

634. "Geen verwachtingen, geen hunkeringen hebben naar deze wereld of welke dan ook; hij is ongebonden, bevrijd — dat is de betekenis van 'brahmaan'."

635. "Een afwezigheid van hebzucht (alobha) — vragen en twijfels verdwijnen bij hem door kennis en hij verblijft in de afwezigheid van de dood[4] — dat is de betekenis van 'brahmaan'."

636. "Hij die voorbij verdiensten en verlies is gegaan[5], die vrij van verdriet en bezoedeling (asava) is, hij die zuiver is — dat is de betekenis van 'brahmaan'."

637. "De heldere, kalme, vlekkeloze kwaliteit zoals die van de maan, waar de boeien van het voortdurend worden[6], doorgekapt en weggeworpen zijn — dat is de betekenis van 'brahmaan'."

638. "Hij die voorbij de ruwe en gevaarlijke weg van de cyclus van het bestaan (samsara) en begoocheling (moha) is, die overgestoken is en de andere zijde bereikt heeft, de contemplatieve, de hartstochtloze en twijfelvrije, iemand die gekalmeerd is zonder vastgrijpen — dat is de persoon die ik een brahmaan noem."

639. "Zintuiglijke geneugten (kama tanha) zijn verdwenen — hij laat ze gaan voor het leven van de zwerver zonder een thuis. De zintuiglijke begeerte van het voortdurend worden is verdwenen, weggeworpen — dat is de betekenis van 'brahmaan'."

640. "Onredelijke hunkeringen zijn verdwenen; hij laat ze gaan voor het leven van de zwerver zonder een thuis. De zintuiglijke begeerte van het voortdurend worden (bhava tanha) is verdwenen, weggeworpen — dat is de betekenis van 'brahmaan'."

641. "De last van de dood op de rug van mensen, de ballast waar zelfs de goden aan onderhevig zijn — al deze lasten zijn weggeworpen, afgelegd en overwonnen; hij is van het juk losgekomen, hij is bevrijd — dat is de betekenis van 'brahmaan'."

642. "Door genoegzaamheid en afkeer te vermijden, is hij bedaard en vrij van de basis (die tot wedergeboorte leidt). Hij is een held die alle werelden overwonnen heeft[7]. Dat is de persoon de ik een brahmaan noem."

643. "Hij, die volledig begrepen heeft hoe wezens in het bestaan komen en hoe zij ophouden te bestaan, die oprecht leeft en ijverig is. Dat is de persoon de ik een brahmaan noem."

644. "Hij, van wie de goden en menselijke wezens zijn bestemming niet kunnen weten, de persoon die alle hartstochten uitgeroeid heeft, een heilige (arahat) — dat is iemand die ik een brahmaan noem."

645. "Voor wat betreft bezittingen bezit hij niets — niets in het verleden, niets in de toekomst en niets in het heden[8]. Hij grijpt zich helemaal nergens aan vast. Hij is bevrijd van hechten — dat is de persoon die ik een brahmaan noem."

646. "Een held, een man van grootheid, van belangrijkheid, van wijsheid, een man van angstloosheid en overwinning. Niet gehecht, schoongewassen (door de wateren van wijsheid), verlicht — dat is de persoon die ik een brahmaan noem."

647. "Hij kent zijn vroegere levens, hij heeft de andere vormen van leven gezien, de ellendige sferen en de gelukkige sferen. En dit is wat er bereikt is: het einde van de ketenen van wedergeboorte. Dat is de persoon die ik een brahmaan noem."

648. "Dus wat hebben al die titels, namen en rassen te betekenen? Het zijn slechts wereldse aanduidingen. Ze zijn ontstaan door gebruikelijke instemming."

649. "Dit verkeerde geloof is al sinds een lange tijd diep in de geesten van de onwetenden geworteld, en daarom zeggen deze onwetenden: 'Men wordt een brahmaan door geboorte.'"

650. "Maar niemand wordt als een brahmaan geboren; en niemand wordt als een 'niet-brahmaan' geboren. Een brahmaan is een brahmaan door wat hij doet; en ook wanneer een man géén brahmaan is, is hij dat door wat hij doet."

651. "Een boer is een boer door wat hij doet en een vakman is een vakman door wat hij doet."

652. "Een handelaar, een bediende, een dief, een soldaat, een priester of een koning — elk van hen is dat, door wat hij doet."

653. "Zo ziet een wijs man de daad zoals die in realiteit is ontstaan. Hij is oordeelkundig over de gevolgen (vipaka) van daden (kamma) en hij is een ziener van het afhankelijke ontstaan (paticcasamuppada)."

654. "De wereld bestaat vanwege oorzakelijke acties, alle dingen worden voortgebracht door oorzakelijke acties. Ze worden bij elkaar gehouden zoals het rollende wiel van een wagen bij elkaar gehouden wordt door de naaf en (dat op zijn beurt weer rondgedraaid wordt door) de as."

655. "Brahmaan zijn is het gevolg van zelfbeheersing, van een deugdzaam leven leiden en van zelfbeheersing (tapo). Dat is de essentie van een brahmaan."

656. "Dus, Vasettha, laat dit duidelijk zijn: er zijn mensen die wijs en ervaren zijn in de drievoudige kennis (te vijja), die kalm zijn en afgedaan hebben met de ketenen van het herhaaldelijk worden. Deze mensen kunnen worden herkend als Brahma of als Indra[9]."

Toen zeiden Vasettha en Bharadvaja tegen de Boeddha: "Het is verbazingwekkend, bhante Gotama! Het is wonderbaarlijk, bhante Gotama! Net zoals iemand rechtzet wat op z'n kop staat, openbaar maakt wat verborgen is, of de weg wijst aan hem die verdwaald is, of een lamp omhoog houdt in de duisternis zodat zij die ogen hebben dingen zullen zien; net zo is de Dhamma door bhante Gotama op vele manieren uitgelegd!"

"Daarom, nemen wij onze toevlucht in hem, in zijn Dhamma en in zijn Sangha. Dat de Gezegende ons als een lekenvolgeling (upasaka) moge aannemen als iemand die zijn toevlucht heeft genomen vanaf deze dag tot het einde van ons leven!"

Eindnoten

[1] Men dient hier goed te begrijpen dat de Boeddha — voor wat betreft de kleur van mensen — enkel en alleen de fysieke kenmerken beschrijft van de mensen in zijn leefgebied, noordoost India. Ook moet hier goed begrepen worden, dat hij bedoelt dat het verschil in de ene soort, onder bijvoorbeeld de insecten zoals hij dat zelf zegt, veel en veel groter is dan het verschil dat je bij mensen aantreft. Een ander voorbeeld is bijvoorbeeld bij vissen: een stekelbaarsje is heel wat anders dan een haai of een walvis. Er is bij mensen wel degelijk een fysiek verschil, maar, zoals de Boeddha dat in deze verzen duidelijk zegt, 'niet zoals bij andere geslachten' of 'niet zoals andere wezens dat hebben'.

Zou de Boeddha tegen zijn eigen leerlingen hebben gesproken, dan zou hij gesproken hebben over de wilshandelingen (kamma) die bepalend zijn. Echter, omdat de twee brahmanen nog geen leerlingen van hem waren, moest hij een ander voorbeeld aanhalen om hun dilemma op te lossen.

[2] Deze zin maakt duidelijk dat de Boeddha een brahmaan niet ziet zoals men dat in het brahmanisme — een voorloper van het hindoeïsme — dat ziet. Een edel mens is immers vrij van riten en ceremonies. De Boeddha gebruikt hier het woord brahmaan om zich aan zijn luisteraars aan te passen; zou hij tegen zijn monniken gesproken hebben, dan zou hij het woord arahat gebruikt hebben.

[3] Zie kamma patha.

[4] Dit betekent dat voor hem de dood niet meer bestaat omdat hij het onsterfelijke (Nibbana) heeft bereikt.

[5] Dit betekent dat hij geen kamma meer maakt, of dat nu goed of slecht kamma is.

[6] Dit verwijst naar de asava's in het vorige vers.

[7] D.w.z. alle sferen, zie loka; Hlp006.

[8] De essentie van bevrijding is gelegen in het feit dat iemand via de zintuigen niets meer vastgrijpt, niets meer vergaard. Dat is wat hier bedoelt wordt met 'niets bezitten'.

[9] De Boeddha past zijn spraak hier aan de cultuur van de brahmanen aan.

Document info
RegID Snp3-09
Bijgewerkt 3 januari 2021 15:38:25
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen