De gelijkenis van de zaag

Kakacupama Sutta

Een toespraak over de noodzakelijkheid om het geduld te bewaren wanneer men aangesproken wordt met onaangename woorden.

Inhoudsopgave

De monnik Moliya Phagguna die overmatig met nonnen omging

Als iemand zijn afkeur te kennen geeft

De gelijkenis van het rijtuig

De gelijkenis van het sala-bomen woud

De schijnbare vriendelijkheid van meesteres Vedehika

Wanneer iemand werkelijk vriendelijk is

Vijf vormen van spraak

De gelijkenis van de man die de aarde wil wegspitten

De gelijkenis van de man die tekeningen wil tekenen in een lege ruimte

De gelijkenis van de man die de Ganges wil wegbranden

De gelijkenis van de zak van kattenvel

De gelijkenis van de zaag

De monnik Moliya Phagguna die overmatig met nonnen omging

1. Aldus heb ik gehoord. Eens leefde de Gezegende nabij Savatthi in het Jetavana, het park van Anathapindika.

2. Tijdens die gelegenheid ging de eerwaarde Moliya Phagguna overmatig met nonnen om. Hij ging zó vaak met de nonnen om, dat wanneer een monnik afkeurend sprak over die nonnen in zijn nabijheid, hij kwaad werd en ontstemd raakte en hij zou hem dan vermanen; en wanneer een monnik afkeurend sprak over de eerwaarde Moliya Phagguna in de nabijheid van die nonnen, dan werden zij kwaad en raakten zij ontstemd en zij zouden hem dan vermanen. Zó vaak ging de eerwaarde Moliya Phagguna om met nonnen.

3. Toen ging er een zekere monnik naar de Gezegende, en nadat hij hem respect betuigd had, nam hij plaats aan zijn zijde en vertelde hij de Gezegende wat er gaande was.

4. Toen sprak de Gezegende de zekere monnik met de volgende woorden aan: "Kom, monnik, vertel de monnik Moliya Phagguna uit mijn naam dat de Leraar hem roept." — "Ja, bhante", zei hij, en hij ging naar de eerwaarde Moliya Phagguna en zei hem: "De Leraar roept je, vriend Phagguna." — "Ja, vriend", antwoordde hij, en hij liep naar de Gezegende, en na hem hulde betuigd te hebben, nam hij plaats aan zijn zijde. En de Gezegende vroeg hem:

5. "Phagguna, is het waar dat je overmatig met nonnen omgaat, dat je zó vaak met nonnen omgaat, dat wanneer een monnik afkeurend spreekt over die nonnen in jouw nabijheid, je kwaad wordt en ontstemd raakt en hem dan vermaant; en wanneer een monnik afkeurend over jou spreekt in de nabijheid van die nonnen, zij kwaad worden en ontstemd raken en hem dan vermanen? Ga je echt zó vaak om met nonnen?" — "Ja, bhante." — "Phagguna, ben jij een lid van een gemeenschap die uit geloof het huiselijke leven verlaten heeft en het thuisloze leven ingegaan is?" — "Ja, bhante."

Als iemand zijn afkeur te kennen geeft

6. "Phagguna, het is niet gepast voor jou, een lid van een gemeenschap die uit geloof het huiselijke leven verlaten heeft en het thuisloze leven ingegaan is, om overmatig met nonnen om te gaan. Daarom, indien iemand afkeurend spreekt over die nonnen in jouw nabijheid, moet je elke hartstocht (lobha) en gedachten die gebaseerd zijn op het huiselijke leven, opgeven. En hierin moet je jezelf aldus trainen: 'Mijn geest zal onaangetast zijn en ik zal geen kwade woorden spreken; ik zal voor zijn geluk mededogend (karuna) blijven, met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid (metta), zonder innerlijke haat (dosa).' Dat is hoe je jezelf moet trainen, Phagguna."

"Indien iemand die nonnen een klap met zijn hand geeft, met een aardkluit naar hen gooit, hen met een stok slaat, of hen met een mes steekt in jouw nabijheid, moet je alle begeerte en gedachten die gebaseerd zijn op het huiselijke leven, opgeven. En hierin moet je jezelf aldus trainen: 'Mijn geest zal onaangetast zijn en ik zal geen kwade woorden spreken; ik zal voor zijn geluk mededogend blijven, met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid, zonder innerlijke haat.' Dat is hoe je jezelf moet trainen, Phagguna."

"Indien iemand afkeurend spreekt in jouw nabijheid, moet je alle begeerte en gedachten die gebaseerd zijn op het huiselijke leven, opgeven. En hierin moet je jezelf aldus trainen: 'Mijn geest zal onaangetast zijn en ik zal geen kwade woorden spreken; ik zal voor zijn geluk mededogend blijven, met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid, zonder innerlijke haat.' Dat is hoe je moet trainen, Phagguna."

"Indien iemand je een klap met zijn hand geeft, met een aardkluit naar je gooit, je met een stok slaat, of je met een mes steekt, moet je alle begeerte en gedachten die gebaseerd zijn op het huiselijke leven, opgeven. En hierin moet je jezelf aldus trainen: 'Mijn geest zal onaangetast zijn en ik zal geen kwade woorden spreken; ik zal voor zijn geluk mededogend blijven, met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid, zonder innerlijke haat.' Dat is hoe je jezelf moet trainen, Phagguna."

De gelijkenis van het rijtuig

7. Toen sprak de Gezegende de monniken met deze woorden aan: "Monniken, er was eens een gelegenheid toen de monniken mijn geest tevredenstelden. Hier sprak ik als volgt tot de monniken: 'Monniken, ik eet in een enkele sessie. Door zo te doen, ben ik vrij van ziekten en kwalen; ik geniet goede gezondheid, kracht en een comfortabel verblijf.' En het was niet nodig dat ik die monniken steeds moest blijven instrueren; ik hoefde alleen maar waakzaamheid in hen aan te wakkeren."

"Stel, dat er een rijtuig, ingespannen met volbloeden op een vlakke ondergrond bij een kruispunt staat; dat er in het rijtuig een zweep klaar ligt zodat, wanneer een vakkundig trainer — een wagenmenner van paarden die beteugeld moeten worden — het bestijgt en de teugels in zijn linkerhand neemt en de zweep in zijn rechterhand en vervolgens wegrijdt en weer terugkeert via een willekeurige weg zoals hij dat wenst. Net zo, was het niet nodig dat ik die monniken steeds moest blijven instrueren; ik hoefde alleen maar waakzaamheid in hen aan te wakkeren."

8. "Daarom, monniken, geef op wat onheilzaam (akusala) is en leg jezelf toe op heilzame (kusala) staten, want dat is hoe je tot groei zult komen, tot volle wasdom (gotrabhu) en vervulling in deze Dhamma en Discipline (dhamma vinaya)."

De gelijkenis van het sala-bomen woud

"Veronderstel dat er een groot sala-bomen woud is naast een dorp of stad, en dat het vol met wonderolie zaden is, en er zou een man komen die het goede wilde, geluk en bescherming. Hij zou de misvormde boompjes die het sap doen afnemen, omhakken en eruit verwijderen, en hij zou het bos inwendig opschonen en de rechte, goed gevormde boompjes verzorgen zodat het sala-bomen woud later tot groei zal komen, tot wasdom en vervulling. Geef net zo, monniken, hetgeen dat onheilzaam is op, en leg jezelf toe op heilzame staten (citta), want dat is hoe je tot groei zult komen, tot volle wasdom (gotrabhu) en vervulling in deze Dhamma en Discipline."

De schijnbare vriendelijkheid van meesteres Vedehika

9. "Vroeger, monniken, leefde er in ditzelfde Savatthi een huisvrouw onder de naam Vedehika. En een goed gerucht over de meesteres Vedehika had zich aldus verspreid: 'Meesteres Vedehika is vriendelijk, meesteres Vedehika is aardig, meesteres Vedehika is vredig.' Welnu, meesteres Vedehika had een dienstmeisje die Kali heette. Zij was slim, handig en deed keurig haar werk. Het dienstmeisje Kali dacht: 'Een goed gerucht over mijn meesteres heeft zich aldus verspreid: 'Meesteres Vedehika is vriendelijk, meesteres Vedehika is aardig, meesteres Vedehika is vredig.' Hoe zit dat nu, wanneer zij geen boosheid vertoont, is dat desalniettemin op het huidige moment aanwezig of afwezig in haar? Of komt het gewoon doordat mijn werk keurig is dat mijn meesteres geen boosheid vertoont desondanks dat dat op het huidige moment in haar aanwezig is? Ik zal mijn bazin eens testen."

"En zo stond het dienstmeisje Kali laat op. De meesteres Vedehika zei: 'He, Kali!' — 'Wat is er, mevrouw?' — 'Wat is er aan de hand dat je zo laat opstaat?' — 'Er is niets aan de hand, mevrouw.' — 'Er is niets aan de hand, jij slecht meisje, maar toch sta je zo laat op!', en ze was kwaad, geïrriteerd en ze schold. Toen dacht het dienstmeisje Kali: 'Het feit is zo, dat wanneer mijn bazin geen boosheid vertoont, dat dat tóch op het huidige moment in haar aanwezig is, en niet afwezig. Ik zal mijn bazin eens wat dieper testen.'"

"En zo stond het dienstmeisje weer wat later op de dag op. En meesteres Vedehika zei: 'He, Kali!' — 'Wat is er, mevrouw?' — 'Wat is er aan de hand dat je nóg later op de dag opstaat?' — 'Er is niets aan de hand, mevrouw.' — 'Er is niets aan de hand, jij slecht meisje, maar toch sta je nóg later op de dag op!', en ze was kwaad, geïrriteerd en ze sprak onaardige woorden. Toen dacht het dienstmeisje Kali: 'Het feit is zo, dat wanneer mijn bazin geen boosheid vertoont, dat dat tóch op het huidige moment in haar aanwezig is, en niet afwezig. Ik zal mijn bazin nog eens wat dieper testen.'"

"En zo stond het dienstmeisje weer wat later op de dag op. En meesteres Vedehika zei: 'He, Kali!' — 'Wat is er, mevrouw?' — 'Wat is er aan de hand dat je nóg later op de dag opstaat?' — 'Er is niets aan de hand, mevrouw.' — 'Er is niets aan de hand, jij slecht meisje, maar toch sta je nóg later op de dag op!', en ze was kwaad, geïrriteerd en ze nam een deegroller en gaf haar daarmee een klap op haar hoofd waardoor haar hoofd openreet."

"Toen klaagde het dienstmeisje Kali, met het stromende bloed van haar opengereten hoofd, haar meesteres bij de buren aan: 'Kijk eens, dames, het werk van de vriendelijke vrouw! Kijk eens, dames, het werk van de aardige vrouw! Kijk eens, dames, het werk van de vredige vrouw! Hoe kan zij zo boos en geïrriteerd worden op haar enige dienstmeisje vanwege het late opstaan? Hoe kan zij een deegroller nemen en haar daarmee een klap op het hoofd geven waardoor haar hoofd openrijt?' En later verspreidde er zich aldus een slecht gerucht over de meesteres Vedehika: 'Meesteres Vedehika is wreed, meesteres Vedehika is gewelddadig, meesteres Vedehika is genadeloos.'"

Wanneer iemand werkelijk vriendelijk is

10. "Net zo, monniken, is een monnik uiterst vriendelijk, uiterst aardig, uiterst vredig, zo lang onaangename vormen van spraak hem niet raken. Maar het is wanneer onaangename vormen van spraak hem treffen, dat er inzicht in verkregen wordt of die monnik werkelijk vriendelijk, aardig en vredig is. Ik noem niet een monnik 'makkelijk te vermanen' die makkelijk te vermanen is en zichzelf makkelijk te vermanen maakt enkel ter wille van het ontvangen van gewaden, aalmoezenvoedsel, een rustplaats en medicinale benodigdheden. Waarom is dat? Omdat die monnik niet makkelijk te vermanen is, noch hij zichzelf makkelijk te vermanen maakt wanneer hij geen gewaden, aalmoezenvoedsel en medicinale benodigdheden krijgt. Maar wanneer een monnik makkelijk te vermanen is en zichzelf makkelijk te vermanen maakt omdat hij de Dhamma eert, respecteert en eerbiedigt, dan noem ik hem degene die makkelijk te vermanen is. Daarom, monniken, moeten jullie aldus trainen: 'Wij zullen makkelijk te vermanen zijn en onszelf makkelijk te vermanen maken omdat wij de Dhamma eren, respecteren en eerbiedigen.' Dit is hoe jullie jezelf moeten trainen, monniken[1]."

Vijf vormen van spraak

11. "Monniken, er zijn vijf vormen van spraak die anderen kunnen gebruiken wanneer zij jullie toespreken: hun spraak kan gepast of ongepast zijn, waar of onwaar, aardig of wreed, verbonden zijn met het goede of met het kwade, gesproken met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid (metta) of met innerlijke haat (dosa). Wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak gepast of ongepast zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak waar of onwaar zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak aardig of wreed zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak verbonden zijn met liefdevolle vriendelijkheid of met innerlijke haat. Hierin (idha), monniken, moeten jullie jezelf aldus trainen: 'Onze geest zal onaangetast blijven en wij zullen geen kwade woorden spreken; wij zullen voor hun geluk mededogend (karuna) blijven, met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid (metta), zonder innerlijke haat (dosa). Wij zullen die persoon doordringen met een geest die doordrenkt is van liefdevolle vriendelijkheid, en beginnende met hem, zullen wij de gehele omringende wereld doordringen met een geest die doordrenkt is van liefdevolle vriendelijkheid, overvloedig, verheven, onmetelijk, zonder vijandigheid en zonder kwade wil.' Dit is hoe jullie jezelf moeten trainen, monniken."

De gelijkenis van de man die de aarde wil wegspitten

12. "Monniken, veronderstel dat er een man zou komen met een schoffel en een mand, en zou zeggen: 'Ik zal deze grote aardbol zonder aarde laten zijn.' Hij zou her en der gaan graven, de grond her en der gaan rondstrooien, her en der gaan spugen en her en der gaan urineren en uitroepen: 'Wees zonder aarde! Wees zonder aarde!' Wat denken jullie, monniken? Zou die man deze grote aardbol zonder aarde kunnen laten zijn?"

"Nee, bhante. En waarom is dat? Omdat deze grote aarde diep en immens is; het kan niet mogelijk gemaakt worden om zonder aarde te zijn. Uiteindelijk oogst de man alleen maar vermoeidheid en teleurstelling."

13. "Net zo, monniken, zijn er deze vijf vormen van spraak die anderen kunnen gebruiken wanneer zij jullie toespreken: hun spraak kan gepast of ongepast zijn, waar of onwaar, aardig of wreed, verbonden zijn met het goede of met het kwade, gesproken met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid of met innerlijke haat. Wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak gepast of ongepast zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak waar of onwaar zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak aardig of wreed zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak verbonden zijn met liefdevolle vriendelijkheid of met innerlijke haat. Hierin, monniken, moeten jullie jezelf aldus trainen: 'Onze geest zal onaangetast blijven en wij zullen geen kwade woorden spreken; wij zullen voor hun geluk mededogend blijven, met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid, zonder innerlijke haat. Wij zullen die persoon doordringen met een geest die doordrenkt is van liefdevolle vriendelijkheid, en beginnende met hem, zullen wij de gehele omringende wereld doordringen met een geest die gelijk is aan de aarde, overvloedig, verheven, onmetelijk, zonder vijandigheid en zonder kwade wil.' Dit is hoe jullie jezelf moeten trainen, monniken."

De gelijkenis van de man die tekeningen wil tekenen in een lege ruimte

14. "Monniken, veronderstel dat er een man zou komen met karmozijn, geelwortel, indigo of karmijn, en zou zeggen: 'Ik zal tekeningen tekenen en de tekeningen doen verschijnen in een lege ruimte.' Wat denken jullie, monniken? Zou die man tekeningen kunnen tekenen en hen in een lege ruimte kunnen laten verschijnen?"

"Nee, bhante. En waarom is dat? Omdat lege ruimte vormloos en onzichtbaar is; het is onmogelijk voor hem daar tekeningen te tekenen of hen te doen verschijnen. Uiteindelijk oogst de man alleen maar vermoeidheid en teleurstelling."

15. "Net zo, monniken, zijn er deze vijf vormen van spraak die anderen kunnen gebruiken wanneer zij jullie toespreken: hun spraak kan gepast of ongepast zijn, waar of onwaar, aardig of wreed, verbonden zijn met het goede of met het kwade, gesproken met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid of met innerlijke haat. Wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak gepast of ongepast zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak waar of onwaar zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak aardig of wreed zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak verbonden zijn met liefdevolle vriendelijkheid of met innerlijke haat. Hierin, monniken, moeten jullie jezelf aldus trainen: 'Onze geest zal onaangetast blijven en wij zullen geen kwade woorden spreken; wij zullen voor hun geluk mededogend blijven, met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid, zonder innerlijke haat. Wij zullen die persoon doordringen met een geest die doordrenkt is van liefdevolle vriendelijkheid, en beginnende met hem, zullen wij de gehele omringende wereld doordringen met een geest die gelijk is aan lege ruimte, overvloedig, verheven, onmetelijk, zonder vijandigheid en zonder kwade wil.' Dit is hoe jullie jezelf moeten trainen, monniken."

De gelijkenis van de man die de Ganges wil wegbranden

16. "Monniken, veronderstel dat er een man zou komen met een vlammende grasfakkel, en zou zeggen: 'Ik zal met deze vlammende grasfakkel de rivier de Ganges verhitten en doen wegbranden.' Wat denken jullie, monniken? Zou die man de rivier de Ganges kunnen verhitten en doen wegbranden met die vlammende grasfakkel?"

"Nee, bhante. En waarom is dat? Omdat de rivier de Ganges diep en immens is; zij kan onmogelijk verhit en weggebrand worden met een vlammende grasfakkel. Uiteindelijk oogst de man alleen maar vermoeidheid en teleurstelling."

17. "Net zo, monniken, zijn er deze vijf vormen van spraak die anderen kunnen gebruiken wanneer zij jullie toespreken: hun spraak kan gepast of ongepast zijn, waar of onwaar, aardig of wreed, verbonden zijn met het goede of met het kwade, gesproken met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid of met innerlijke haat. Wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak gepast of ongepast zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak waar of onwaar zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak aardig of wreed zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak verbonden zijn met liefdevolle vriendelijkheid of met innerlijke haat. Hierin, monniken, moeten jullie jezelf aldus trainen: 'Onze geest zal onaangetast blijven en wij zullen geen kwade woorden spreken; wij zullen voor hun geluk mededogend blijven, met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid, zonder innerlijke haat. Wij zullen die persoon doordringen met een geest die doordrenkt is van liefdevolle vriendelijkheid, en beginnende met hem, zullen wij de gehele omringende wereld doordringen met een geest die gelijk is aan de rivier de Ganges, overvloedig, verheven, onmetelijk, zonder vijandigheid en zonder kwade wil.' Dit is hoe jullie jezelf moeten trainen, monniken."

De gelijkenis van de zak van kattenvel

18. "Monniken, veronderstel dat er een zak van kattenvel zou zijn die gepoetst was, goed gepoetst, door en door gepoetst, zacht, en zijdeachtig, vrij van geritsel, vrij van gekraak, en er zou een man komen met een stok of een potscherf, en hij zou zeggen: 'Er is deze zak van kattenvel die gepoetst is (…), vrij van geritsel, vrij van gekraak. Ik zal hem ritselend en krakerig maken.' Wat denken jullie, monniken? Zou die man hem ritselend en krakerig kunnen maken met de stok of met de potscherf?"

"Nee, bhante. En waarom is dat? Omdat die zak van kattenvel, die gepoetst is (…), vrij van geritsel, vrij van gekraak, niet mogelijk is om die ritselend en krakerig te maken met die stok of met die potscherf. Uiteindelijk oogst de man alleen maar vermoeidheid en teleurstelling."

19. "Net zo, monniken, zijn er deze vijf vormen van spraak die anderen kunnen gebruiken wanneer zij jullie toespreken: hun spraak kan gepast of ongepast zijn, waar of onwaar, aardig of wreed, verbonden zijn met het goede of met het kwade, gesproken met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid of met innerlijke haat. Wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak gepast of ongepast zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak waar of onwaar zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak aardig of wreed zijn; wanneer anderen jullie aanspreken, kan hun spraak verbonden zijn met liefdevolle vriendelijkheid of met innerlijke haat. Hierin, monniken, moeten jullie jezelf aldus trainen: 'Onze geest zal onaangetast blijven en wij zullen geen kwade woorden spreken; wij zullen voor hun geluk mededogend blijven, met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid, zonder innerlijke haat. Wij zullen die persoon doordringen met een geest die doordrenkt is van liefdevolle vriendelijkheid, en beginnende met hem, zullen wij de gehele omringende wereld doordringen met een geest die gelijk is aan de zak van kattenvel (die gepoetst is etc.), overvloedig, verheven, onmetelijk, zonder vijandigheid en zonder kwade wil.' Dit is hoe jullie jezelf moeten trainen, monniken."

De gelijkenis van de zaag

20. "Monniken, zelfs wanneer bandieten op een barbaarse manier jullie ledematen stuk voor stuk met een zaag zouden afzagen, dan zou hij, die toegeeflijk is aan een geest met haat ten opzichte van hem, niet mijn Leer uitdragen. Hierin (idha), monniken, moeten jullie jezelf aldus trainen: 'Onze geest zal onaangetast blijven en wij zullen geen kwade woorden spreken; wij zullen voor hun geluk mededogend (karuna) blijven, met een geest vol van liefdevolle vriendelijkheid (metta), zonder innerlijke haat (dosa). Wij zullen die persoon doordringen met een geest die doordrenkt is van liefdevolle vriendelijkheid, en beginnende bij hem, zullen wij de gehele omringende wereld doordringen met een geest die doordrenkt is van liefdevolle vriendelijkheid, overvloedig, verheven, onmetelijk, zonder vijandigheid en zonder kwade wil.' Dit is hoe jullie jezelf moeten trainen, monniken."

21. "Monniken, als jullie deze gelijkenis van de zaag constant in gedachten houden, zien jullie dan enige vorm van spraak, onbeduidend of grof, die jullie niet kunnen verdragen?" — "Nee, bhante." — "Daarom, monniken, moeten jullie dit advies van de gelijkenis van de zaag constant in gedachten houden. Dat zal voor lange tijd tot jullie welzijn en geluk leiden."

Dat is wat de Gezegende zei. De monniken waren verheugd en verblijdden zich in de woorden van de Gezegende.

Eindnoten

[1] Dit is een moeilijke paragraaf waar je wellicht niet uitkomt zonder een nadere toelichting. Wanneer een monnik zich uitsluitend traint in externe zaken, dan mist hij nog steeds een essentieel aspect in zijn training, namelijk de training om zich volledig open te stellen voor berispingen. De Boeddha zegt dat, wanneer iemand de Dhamma eert, respecteert en eerbiedigt, hij dan pas iemand is die makkelijk te vermanen is. Waarom zou dat zo zijn? Welnu, iemand die de Dhamma eert, respecteert en eerbiedigt, heeft 'zijn ego aan de kant gezet'. Als hij berispt wordt wanneer hij een fout begaat, dan erkent hij gewoon wat er is zonder zijn ego vast te willen houden. Hij is iemand die duidelijk voor de Dhamma heeft gekozen en daarom is hij makkelijk te vermanen of te berispen.

Document info
RegID M021
Bijgewerkt 15 oktober 2023 21:00:14
Auteur Peter van LoosbroekAnanda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen