De toespraak tot de Kalama's

Kalama Sutta

De Boeddha hield nooit iets terug, en hij wilde nooit van zijn leerlingen een blindelings en onderdanig geloof in hem of zijn Leer afdwingen. Hij stond erop dat z'n leerlingen een scherpzinnig onderzoek instelden en intelligente navraag deden. Hij was een heel open leraar. In een duidelijke bewoording moedigde hij tot kritisch onderzoek aan toen hij de vragende Kalama's aansprak in de beroemde Kalama Sutta. Aan deze toespraak wordt dan ook wel de titel 'De Boeddha verleent het voorrecht tot vrij onderzoek' toebedeeld.

Inhoudsopgave

De Kalama's van Kesaputta gaan naar de Boeddha

Het criterium voor verwerping

Hebzucht, haat, en begoocheling

Het criterium voor acceptatie

De afwezigheid van hebzucht, haat en begoocheling

De vier verheven verblijven

De vier overtuigingen

Een kijk op de Kalama Sutta

De Kalama's van Kesaputta gaan naar de Boeddha

1. Aldus heb ik gehoord. Eens ging de Gezegende, terwijl hij met een groot gevolg van monniken in het land van Kosala rondtrok, een stad binnen van het Kalama volk, genaamd Kesaputta. De Kalama's, inwoners van Kesaputta, hoorden: "De eerbiedwaardige Gotama, de monnik, de zoon van de Sakya's, is, terwijl hij in het land van Kosala rondtrekt, Kesaputta binnengegaan. De goede reputatie van de eerwaarde Gotama is op deze wijze verspreid: 'Inderdaad, de Gezegende is zo volmaakt, volledig verlicht, begiftigd met kennis en oefening, verheven, de kenner van de werelden, de onvergelijkbare leider van mensen die beteugeld dienen te worden, de Leraar van goddelijke en menselijke wezens, verlicht en gezegend. Hij maakt deze wereld met haar wezens, haar mara's en brahma's, en de groep van wezens, met haar kluizenaars en brahmanen, en haar goddelijke en menselijke wezens bekend, datgene wat hij zélf door rechtstreekse kennis helder begrepen heeft. Hij zet de Dhamma uiteen die goed in het begin is, goed in het midden en goed aan het einde, betekenisvol en letterlijk, en compleet in alles; en hij verkondigt het heilige leven dat volmaakt zuiver is. Zulke volmaakten te zien is inderdaad goed!'"

2. Toen gingen de Kalama's, die inwoners van Kesaputta waren, naar de plaats waar de Boeddha was. Toen zij daar aankwamen betuigden sommigen van hen hem respect en gingen naast hem op de grond zitten; sommigen wisselden begroetingen met hem uit en nadat het hartelijke gedenkwaardige gesprek beëindigd was, namen ook zij plaats aan zijn zijde; sommigen begroetten hem door hun handpalmen tegen elkaar omhoog te brengen en namen plaats op de grond aan zijn zijde; sommigen maakten hun namen bekend en hun familie, en namen plaats aan zijn zijde; sommigen gingen zwijgend ter zijde van hem zitten.

3. De Kalama's, die inwoners van Kesaputta waren en aan zijn zijde hadden plaatsgenomen, zeiden tegen de Gezegende: "Er zijn enkele kluizenaars en brahmanen, eerwaarde heer, die Kesaputta bezoeken. Zij verkondigen en verklaren alleen hun eigen leringen; de leringen van anderen verachten ze, beschimpen ze, en ze doen er afbreuk aan. Sommige andere kluizenaars en brahmanen, eerwaarde heer, komen ook naar Kesaputta. Ook zij verkondigen en verklaren alleen hun eigen leringen; de leringen van anderen verachten ze, beschimpen ze, en ze doen er afbreuk aan. eerwaarde heer, er is twijfel, er is onzekerheid in ons omtrent hen. Wie van deze eerbiedwaardige kluizenaars en brahmanen spraken de waarheid, en wie spraken de waarheid niet?"

Het criterium voor verwerping

4. "Het is terecht, Kalama's, dat jullie twijfelen, dat jullie onzeker zijn; onzekerheid is in jullie ontstaan over dat wat twijfelachtig is. Kom, Kalama's. Vertrouw niet op datgene dat verworven is door het herhaaldelijk te horen; noch op traditie; noch op geruchten; noch op datgene dat in de geschriften staat; noch op vermoedens; noch op een onbewezen aanname; noch op een goed klinkende redenering; noch op een vooroordeel ten opzichte van een weloverwogen denkbeeld; noch op andermans schijnbare bekwaamheid; noch op de overweging: 'De kluizenaar is onze leraar.' Kalama's, als jullie voor jezelf weten: 'Deze dingen zijn slecht; deze dingen zijn afkeurenswaardig; deze dingen worden bekritiseerd door de wijzen; eenmaal opgevat en nageleefd, leiden deze dingen tot nadeel en ziekte', zie daar dan van af."

Hebzucht, haat, en begoocheling

5. "Wat denken jullie, Kalama's? Als hebzucht (lobha) in een mens verschijnt, strekt dat dan tot zijn voordeel of tot zijn nadeel?" — "Tot zijn nadeel, eerwaarde heer." — "Kalama's, afgebogen tot hebzucht, overstelpt en mentaal overwonnen door hebzucht, doodt deze mens, steelt hij, pleegt hij overspel, en vertelt hij leugens; hij zet ook een ander aan om hetzelfde te doen. Zal hem dat langdurig tot nadeel en ziekte zijn?" — "Ja, eerwaarde heer."

6. "Wat denken jullie, Kalama's? Als haat (dosa) in een mens verschijnt, strekt dat dan tot zijn voordeel of tot zijn nadeel?" — "Tot zijn nadeel, eerwaarde heer." — "Kalama's, afgebogen tot haat, overstelpt en mentaal overwonnen door haat, doodt deze mens, steelt hij, pleegt hij overspel, en vertelt hij leugens; hij zet ook een ander aan om hetzelfde te doen. Zal hem dat langdurig tot nadeel en ziekte zijn?" — "Ja, eerwaarde heer."

7. "Wat denken jullie, Kalama's? Als begoocheling (moha) in een mens verschijnt, strekt dat dan tot zijn voordeel of tot zijn nadeel?" — "Tot zijn nadeel, eerwaarde heer." — "Kalama's, afgebogen tot begoocheling, overstelpt en mentaal overwonnen door begoocheling, doodt deze mens, steelt hij, pleegt hij overspel, en vertelt hij leugens; hij zet ook een ander aan om hetzelfde te doen. Zal hem dat langdurig tot nadeel en ziekte zijn?" — "Ja, eerwaarde heer."

8. "Wat denken jullie, Kalama's? Zijn deze dingen goed of slecht?" — "Slecht, eerwaarde heer." — "Afkeurenswaardig of niet afkeurenswaardig?" — "Afkeurenswaardig, eerwaarde heer." — "Gelaakt of geprezen door de wijzen?" — "Gelaakt, eerwaarde heer." — "Eenmaal opgevat en nageleefd, leiden deze dingen dan tot nadeel en ziekte, of niet? Of wat is jullie indruk?" — "Eenmaal opgevat en nageleefd, leiden deze dingen tot nadeel en ziekte. Dat is onze indruk."

9. "Daarom zeiden wij, Kalama's, wat aldus is gezegd: 'Kom, Kalama's. Vertrouw niet op datgene dat verworven is door het herhaaldelijk te horen; noch op traditie; noch op geruchten; noch op datgene dat in de geschriften staat; noch op vermoedens; noch op een onbewezen aanname; noch op een goed klinkende redenering; noch op een vooroordeel ten opzichte van een weloverwogen denkbeeld; noch op andermans schijnbare bekwaamheid; noch op de overweging: 'De kluizenaar is onze leraar'. Kalama's, als jullie voor jezelf weten: 'Deze dingen zijn slecht; deze dingen zijn afkeurenswaardig; deze dingen worden gelaakt door de wijzen; eenmaal opgevat en nageleefd, leiden deze dingen tot nadeel en ziekte', zie daar dan van af."

Het criterium voor acceptatie

10. "Kom, Kalama's. Vertrouw niet op datgene dat verworven is door het herhaaldelijk te horen; noch op traditie; noch op geruchten; noch op datgene dat in de geschriften staat; noch op vermoedens; noch op een onbewezen aanname; noch op een goed klinkende redenering; noch op een vooroordeel ten opzichte van een weloverwogen denkbeeld; noch op andermans schijnbare bekwaamheid; noch op de overweging: 'De kluizenaar is onze leraar'. Kalama's, als jullie voor jezelf weten: 'Deze dingen zijn goed; deze dingen zijn niet afkeurenswaardig; deze dingen worden niet gelaakt door de wijzen; eenmaal opgevat en nageleefd, leiden deze dingen tot voordeel en geluk', pak ze dan op en houd ze in stand."

De afwezigheid van hebzucht, haat en begoocheling

11. "Wat denken jullie, Kalama's? Als hebzucht (lobha) niet in een mens verschijnt, strekt dat dan tot zijn voordeel of tot zijn nadeel?" — "Tot zijn voordeel, eerwaarde heer." — "Kalama's, niet afgebogen tot hebzucht, niet overstelpt en niet mentaal overwonnen door hebzucht, doodt deze mens niet, steelt hij niet, pleegt hij geen overspel, en vertelt hij geen leugens; hij zet ook een ander aan om hetzelfde te doen. Zal hem dat langdurig tot voordeel en geluk zijn?" — "Ja, eerwaarde heer."

12. "Wat denken jullie, Kalama's? Als haat (dosa) niet in een mens verschijnt, strekt dat dan tot zijn voordeel of tot zijn nadeel?" — "Tot zijn voordeel, eerwaarde heer." — "Kalama's, niet afgebogen tot haat, niet overstelpt en niet mentaal overwonnen door haat, doodt deze mens niet, steelt hij niet, pleegt hij geen overspel, en vertelt hij geen leugens; hij zet ook een ander aan om hetzelfde te doen. Zal hem dat langdurig tot voordeel en geluk zijn?" — "Ja, eerwaarde heer."

13. "Wat denken jullie, Kalama's? Als begoocheling (moha) niet in een mens verschijnt, strekt dat dan tot zijn voordeel of tot zijn nadeel?" — "Tot zijn voordeel, eerwaarde heer." — "Kalama's, niet afgebogen tot begoocheling, niet overstelpt en niet mentaal overwonnen door begoocheling, doodt deze mens niet, steelt hij niet, pleegt hij geen overspel, en vertelt hij geen leugens; hij zet ook een ander aan om hetzelfde te doen. Zal hem dat langdurig tot voordeel en geluk zijn?" — "Ja, eerwaarde heer."

14. "Wat denken jullie, Kalama's? Zijn deze dingen goed of slecht?" — "Goed, eerwaarde heer." — "Afkeurenswaardig of niet afkeurenswaardig?" — "Niet afkeurenswaardig, eerwaarde heer." — "Gelaakt of geprezen door de wijzen?" — "Geprezen, eerwaarde heer." — "Eenmaal opgevat en nageleefd, leiden deze dingen dan tot voordeel en geluk, of niet? Of wat is jullie indruk?" — "Eenmaal opgevat en nageleefd, leiden deze dingen tot voordeel en geluk. Dat is onze indruk."

15. "Daarom zeiden wij, Kalama's, wat aldus is gezegd: 'Kom, Kalama's. Vertrouw niet op datgene dat verworven is louter door het herhaaldelijk te horen; noch op traditie; noch op geruchten; noch op datgene dat in de geschriften staat; noch op vermoedens; noch op een onbewezen aanname; noch op een goed klinkende redenering; noch op een vooroordeel ten opzichte van een weloverwogen denkbeeld; noch op andermans schijnbare bekwaamheid; noch op de overweging: 'De kluizenaar is onze Leraar'. Kalama's, als jullie voor jezelf weten: 'Deze dingen zijn goed; deze dingen zijn niet afkeurenswaardig; deze dingen worden niet bekritiseerd door de wijzen; eenmaal opgevat en nageleefd, leiden deze dingen tot voordeel en geluk', neem ze dan op en houd ze in stand."

De vier verheven verblijven

16. "De discipel van de edele mensen (ariya puggala), Kalama's, die op deze manier verstoken is van hebzucht, verstoken is van haat, zonder begoocheling is, helder van begrip en waakzaam is, verblijft (als volgt):

Noot[1]

"Hij verblijft (viharati) terwijl hij één windstreek doordringt met zijn hart vol van liefdevolle vriendelijkheid (metta), zo ook de tweede windstreek, zo ook de derde en de vierde; zo ook boven, beneden en rondom. Hij verblijft terwijl hij de gehele wereld overal en zonder onderscheid doordringt met zijn hart vol van liefdevolle vriendelijkheid, overvloedig, ontwikkeld, onbegrensd, vrij van haat en kwade wil."

"Hij verblijft terwijl hij één windstreek doordringt met zijn hart vol van mededogen (karuna) (...)."

"Hij verblijft terwijl hij één windstreek doordringt met zijn hart vol van meelevende vreugde (mudita) (...)."

"Hij verblijft terwijl hij één windstreek doordringt met zijn hart vol van gelijkmoedigheid (upekkha), zo ook de tweede windstreek, zo ook de derde en de vierde; zo ook boven, beneden en rondom. Hij verblijft terwijl hij de gehele wereld overal en zonder onderscheid doordringt met zijn hart vol van gelijkmoedigheid, overvloedig, ontwikkeld, onbegrensd, vrij van haat en kwade wil."

De vier overtuigingen

17. "De discipel van de edele mensen (ariya puggala), Kalama's, die zulk een geest heeft die vrij van haat is, zulk een geest heeft die vrij van boosaardigheid is, zulk een onbezoedelde geest, en zulk een gezuiverde geest — is iemand die, hier en nu, vier overtuigingen heeft."

"De discipel van de edele mensen (ariya puggala), Kalama's, die zulk een geest heeft die vrij van haat is, zulk een geest heeft die vrij van boosaardigheid is, zulk een onbezoedelde geest, en zulk een gezuiverde geest — is iemand die, hier en nu, vier overtuigingen heeft."

De Kalama's:

"Zo is het, Gezegende! Zo is het, Verhevene! De discipel van de edele mensen, eerwaarde heer, die zulk een geest heeft die vrij van haat is, zulk een geest heeft die vrij van boosaardigheid is, zulk een onbezoedelde geest, en zulk een gezuiverde geest — is iemand die, hier en nu, vier overtuigingen heeft."

"De discipel van de edele mensen, eerwaarde heer, die zulk een geest heeft die vrij van haat is, zulk een geest heeft die vrij van boosaardigheid is, zulk een onbezoedelde geest, en zulk een gezuiverde geest — is iemand bij wie, hier en nu, deze vier overtuigingen worden aangetroffen."

"Wonderbaarlijk, eerwaarde heer! Wonderbaarlijk, eerwaarde heer! Het is alsof een persoon rechtop zet wat op z'n kop staat, eerwaarde heer, of het verborgene onthult, of de weg wijst aan iemand die verdwaald is of een lamp draagt in de duisternis, denkende: 'Zij die ogen hebben zullen zichtbare dingen zien'. Zo is de Dhamma op vele manieren door de Gezegende uitgelegd. eerwaarde heer, wij gaan naar de Gezegende voor ons welzijn, wij gaan naar de Dhamma voor ons welzijn, en wij gaan naar de Sangha voor ons welzijn. Eerwaarde heer, laat de Gezegende ons vanaf vandaag als lekenvolgelingen beschouwen die voor het leven hun toevlucht hebben genomen."

Een kijk op de Kalama Sutta

door Bhikkhu Bodhi

Het volgende commentaar op de Kalama Sutta verscheen in de Buddhist Publication Society Newsletter (Nr. 9, 1988). Deze uitgave verscheen niet in de originele BPS editie van Wheel Nr. 8, maar is bijgesloten in de DharmaNet editie als extra hulp voor degenen die geïnteresseerd zijn in het bestuderen van deze belangrijke sutta. Deze uitgave is ook opgenomen in een collectie van 25 uitgaven van Bhikkhu Bodhi, eveneens verkrijgbaar via DharmaNet in het bestand BBESSAYS.ZIP.

In deze uitgave van de nieuwsbrief hebben we het hoofdartikel gecombineerd met de column 'Sutta Studie', zodat we een frisse kijk krijgen op een veel geciteerde toespraak van de Boeddha, de Kalama Sutta. De toespraak — die staat in Wheel Nr. 8 — heeft de titel gekregen: 'De Boeddha Verleent het Voorrecht tot Vrij Onderzoek', en ofschoon de toespraak zeker de bevelen tot het dogmatisch navolgen en het blind geloven in, tegenspreekt met een krachtige oproep tot vrij onderzoek, is het nog maar de vraag of alle standpunten die aan de sutta zijn toegeschreven ondersteund kunnen worden. Aan de hand van een enkele passage, die los van de context wordt geciteerd, is de Boeddha uitgemaakt voor een nuchtere empiricus die elke vorm van leerstellingen en geloof afwijst, en wiens Dhamma eenvoudigweg een gereedschap is voor het onderzoek naar waarheid waardoor elke vrijdenker wordt uitnodigt om te verwerpen en te accepteren wat hij wil.

Maar rechtvaardigt de Kalama Sutta werkelijk zulke opvattingen? Of treffen we in deze beweringen gewoon een andere set varianten aan op die beruchte oude tendens om de Dhamma te interpreteren in overeenstemming met de denkbeelden die men er zelf op na houdt — of die de mensen tot wie men predikt, blind navolgen?

Laat ons een zo zorgvuldig mogelijke blik werpen op de Kalama Sutta zover als de beperkte omvang van deze verhandeling dit toelaat; en laten we eraan denken dat het, om de uitspraken van de Boeddha correct te begrijpen, van essentieel belang is rekening te houden met de intenties waarmee hijzelf de uitspraken deed.

De passage die zo vaak geciteerd wordt, luidt als volgt: "Kom, Kalama's. Vertrouw niet op datgene dat verworven is door het herhaaldelijk te horen; noch op traditie; noch op geruchten; noch op datgene wat in de geschriften staat; noch op vermoedens; noch op een onbewezen aanname; noch op een goed klinkende redenering; noch op een vooroordeel ten opzichte van een weloverwogen denkbeeld; noch op andermans schijnbare bekwaamheid; noch op de overweging: 'De kluizenaar is onze leraar'. Kalama's, als jullie voor jezelf weten: 'Deze dingen zijn slecht; deze dingen zijn afkeurenswaardig; deze dingen worden gelaakt door de wijzen; eenmaal opgevat en nageleefd, leiden deze dingen tot nadeel en ziekte', zie daar dan van af (...). Als jullie voor jezelf weten: 'Deze dingen zijn goed; deze dingen zijn niet afkeurenswaardig; deze dingen worden niet gelaakt door de wijzen; eenmaal opgevat en nageleefd, leiden deze dingen tot voordeel en geluk', pak ze dan op en houd ze in stand."

Welnu, deze passage is, zoals al het andere dat door de Boeddha is gezegd, uitgesproken in een specifieke context — met het oog op een bepaald publiek en een bepaalde situatie — en moet derhalve gezien worden in samenhang met die context. De Kalama's, burgers van het stadje Kesaputta, waren bezocht door religieuze leraren met uiteenlopende opvattingen, en ieder van hen legde de Kalama's zijn eigen leerstellingen voor en brak de leerstellingen van zijn voorgangers af. Dit bracht de Kalama's in verwarring, en daarom gingen zij, toen 'de asceet Gotama', die de reputatie genoot een Ontwaakte te zijn, in hun stad arriveerde, naar hem toe in de hoop dat hij in staat zou zijn hun verwarring te verdrijven.

Het daaropvolgende verloop van de sutta maakt duidelijk dat de onderwerpen die hen zo in verwarring brachten, de realiteit m.b.t. wedergeboorte en karmische vergelding voor goede en slechte daden waren.

De Boeddha begint ermee de Kalama's ervan te verzekeren dat het in zulke omstandigheden terecht is, dat zij twijfelen; een aansporing waardoor tot vrij onderzoek aangemoedigd wordt. Dan spreekt hij de passage uit die hierboven is geciteerd, waarin hij de Kalama's adviseert van die dingen af te zien, waarvan zij zelf weten dat ze slecht zijn, en die dingen op te nemen, waarvan zij zelf weten dat ze goed zijn. Dit advies kan gevaarlijk zijn als het wordt gegeven aan mensen waarvan het ethisch besef onontwikkeld is, en daarom kunnen we aannemen dat de Boeddha de Kalama's beschouwde als mensen met een verfijnd moreel besef. In elk geval liet hij hen niet geheel aan hun eigen lot over, maar door hen te ondervragen liet hij hen inzien dat hebzucht, haat en begoocheling, eigenschappen zijn welke strekken tot nadeel en leed voor henzelf en voor anderen, welke opgegeven moeten worden, en dat de tegenovergestelde eigenschappen, tot voordeel van allen, ontwikkeld moeten worden.

Dan legt de Boeddha uit dat een 'edele discipel, die verstoken is van hebzucht en haat, en niet-begoocheld' is, de wereld voortdurend doordringt met onbegrensde liefdevolle vriendelijkheid, mededogen, meelevende vreugde en gelijkmoedigheid. Aldus gezuiverd van haat en boosaardigheid, heeft hij hier en nu vier 'overtuigingen': als er een hiernamaals is en als karmisch gevolg bestaat, dan zal hij een aangename wedergeboorte ondergaan, terwijl hij, als dat niet zo is, in dit huidige leven een gelukkig leven leidt. Als kwade gevolgen een boosdoener treffen, dan zal hem geen kwaad treffen, en als kwade gevolgen een boosdoener niet treffen, dan is hij in elk geval gezuiverd. Hierop uiten de Kalama's hun waardering voor de redevoering van de Boeddha en zoeken zij hun heil in het Drievoudige Juweel.

Suggereert de Kalama Sutta nu, wat vaak wel gedacht wordt, dat een volgeling van het boeddhistische pad af kan zien van elke vorm van geloof en leerstellingen, dat hij zijn eigen persoonlijke ervaring moet nemen als criterium om de uitspraken van de Boeddha te beoordelen en om datgene te verwerpen wat er niet mee in overeenstemming kan worden gebracht? Het is waar dat de Boeddha de Kalama's niet vraagt om louter uit vertrouwen in hem ook maar iets te accepteren van wat hij zegt, maar laat ons één belangrijk punt opmerken: bij het begin van de toespraak waren de Kalama's nog geen leerlingen van de Boeddha. Zij benaderden hem als louter een raadsman die hen zou kunnen helpen bij het verdrijven van hun twijfels. Zij kwamen niet naar hem toe als zijnde de Tathagata, de Waarheidszoeker, die hen de weg zou kunnen wijzen naar spirituele vooruitgang en naar uiteindelijke bevrijding.

En zodoende, omdat de Kalama's de Boeddha nog niet geaccepteerd hadden in het licht van zijn unieke missie, als de onthuller van de bevrijdende waarheid, zou het niet op zijn plaats zijn geweest als hij aan hen de Dhamma had verkondigd, die uniek is voor zijn Leer: leerstellingen zoals de Vier Edele Waarheden, de drie kenmerken, en de methodes van contemplatie welke daarop zijn gebaseerd. Deze leerstellingen zijn speciaal bedoeld voor degenen die de Boeddha geaccepteerd hebben als hun gids naar bevrijding; en in de sutta's verkondigt hij haar slechts aan degenen die 'vertrouwen hebben gekregen in de Tathagata', en die de vermogens hebben die nodig zijn om ze te begrijpen en toe te passen. Bij het begin van de redevoering zijn de Kalama's echter nog geen vruchtbare grond waarin hij de zaden van zijn bevrijdende boodschap kan zaaien. Nog verward door de tegenstrijdige claims waaraan zij zijn blootgesteld, hebben zij zelfs over de basis van moraliteit nog geen duidelijkheid.

Desalniettemin, na de Kalama's geadviseerd te hebben niet te vertrouwen op gevestigde traditie, abstracte redenering en charismatische goeroes, legt de Boeddha hen een Leer voor die onmiddellijk verifieerbaar is en die in staat is een stevige grondslag te leggen voor een leven van morele discipline en mentale zuivering. Hij laat zien dat een leven van morele zelfbeheersing, liefde en mededogen voor alle wezens — of er nu wel of geen leven na de dood is — zijn eigen intrinsieke beloningen hier en nu met zich meebrengt: een geluk en een gevoel van innerlijke veiligheid, die veel meer waard zijn dan de fragiele geneugten die verworven kunnen worden door het overtreden van morele principes en door het toegeven aan de verlangens van de geest. Zulk een Leer zal diegenen die er geen belang in stellen verder te kijken, die niet bereid zijn zich te laten overtuigen van een toekomstig leven en van werelden voorbij het huidige, verzekeren van voorspoed in het heden en van een veilige doortocht naar een aangename wedergeboorte — mits zij niet tot het verkeerde inzicht vervallen waardoor een hiernamaals en karmische oorzakelijkheid ontkend wordt.

Voor diegenen echter, die hun visie kunnen verruimen om de bredere horizonten van ons bestaan te omvatten, wijst deze leerrede gehouden voor de Kalama's, voorbij haar directe implicaties, naar de diepste kern van de Dhamma. Want de drie toestanden die door de Boeddha ter onderzoek aangedragen worden — hebzucht, haat en begoocheling — zijn niet zomaar bases van verkeerd gedrag of morele bezoedelingen van de geest. Binnen het geraamte van zijn eigen Leer zijn dit de basis bezoedelingen — de elementaire oorzaken van alle slavernij en lijden — en de gehele beoefening van de Dhamma kan gezien worden als de taak deze kwade wortels uit te roeien door hun tegengif — hartstochtloosheid, vriendelijkheid en wijsheid — tot in perfectie te ontwikkelen.

En zo is de toespraak tot de Kalama's een toetssteen om het vertrouwen te krijgen dat de Dhamma een levensvatbare Leer is die tot bevrijding leidt. We beginnen met een onmiddellijk verifieerbare Leer. Iedereen die moreel gezien integer genoeg is om haar conclusies volledig na te gaan — namelijk dat de bezoedelingen pijn en lijden veroorzaken zowel in persoonlijk als in maatschappelijk opzicht, dat de verwijdering ervan vrede en geluk teweeg brengt, en dat de oefeningen die door de Boeddha onderwezen worden doeltreffende middelen zijn om dit verwijderen tot stand te brengen — zal kunnen bevestigen dat de Leer correct is. Door deze Leer aan een persoonlijke test te onderwerpen, met slechts een beginnend vertrouwen in de Boeddha als vriend, bereikt men uiteindelijk een steviger, op ervaring gegrondvest vertrouwen in de bevrijdende en zuiverende kracht van de Dhamma. Dit groeiende vertrouwen in de Leer brengt een dieper geloof in de Boeddha als leraar, en dat brengt er iemand toe op basis van vertrouwen die principes te accepteren waarvan de Boeddha uitlegt dat ze belangrijk zijn op de tocht naar ontwaking, zelfs wanneer die principes buiten het bereik liggen van iemands mogelijkheden om ze persoonlijk te verifiëren. Dit kenmerkt in feite de verwerving van juist begrip in haar inleidende rol als de voorloper van het gehele Edel Achtvoudige Pad.

Deels als reactie op dogmatische religies, deels in slaafse navolging van het heersende paradigma van objectieve wetenschappelijke kennis, is het modieus geworden, te stellen — en men beroept zich daarbij op de Kalama Sutta — dat in de Leer van de Boeddha geloof en geformuleerde leerstellingen geen rol spelen, en dat deze Leer van ons vraagt alleen te accepteren wat wij persoonlijk kunnen verifiëren. Deze interpretatie van de sutta vergeet echter dat het advies dat de Boeddha aan de Kalama's gaf, samenhing met zijn begrip voor het feit dat zij er nog niet aan toe waren om vertrouwen te hebben in hem en zijn Leer; deze interpretatie vergeet ook dat, juist daarom, in de sutta 'juist begrip' nergens wordt genoemd, evenmin als het gehele perspectief dat zich openbaart wanneer juist begrip is verworven. De sutta biedt daarentegen de meest redelijke raad voor een deugdzaam leven wat mogelijk is, als het spreken over dieper gaande denkbeelden niet aan de orde is.

Wat terecht staande gehouden kan worden is, dat die aspecten van de Leer van de Boeddha, die binnen het bereik van onze normale ervaringen vallen, uit persoonlijke ervaring bevestigd kunnen worden, en dat deze bevestiging een krachtige basis levert om vertrouwen te stellen in die aspecten van de Leer, die onze gewone ervaringen noodzakelijkerwijs te boven gaan. Geloof in de Leer van de Boeddha wordt nooit beschouwd als een doel op zich, en evenmin als een zekere garantie voor bevrijding, maar slechts als het startpunt voor een geleidelijk verlopend proces van innerlijke transformatie dat tot vervulling komt door persoonlijk inzicht. Om dit inzicht een waarlijk bevrijdende functie te kunnen laten vervullen, moet het zich ontvouwen in de context van een accuraat begrip van de essentiële waarheden omtrent onze situatie in de wereld en het gebied waar deze bevrijding gezocht moet worden. Deze waarheden zijn ons door de Boeddha medegedeeld vanuit zijn eigen diepgaande begrip van de menselijke toestand. Door ze — na zorgvuldige overweging — in vertrouwen te aanvaarden, zetten wij de eerste stap op een reis die geloof transformeert in wijsheid, vertrouwen in zekerheid, en die zijn hoogtepunt bereikt in bevrijding van lijden.

Eindnoten

[1] Voor meer uitleg, raadpleeg brahma vihara.

Document info
RegID A03-065
Bijgewerkt 14 december 2022 23:01:58
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen