Dhammapada hoofdstuk 19 — Gevestigd in de Dhamma

Dhammattha vagga

Dhammapada 256-272

Een wijs persoon oordeelt niet haastig

256. Wie overhaast oordeelt is niet rechtvaardig. Een wijs persoon oordeelt pas nadat hij onderzocht heeft wat goed en wat verkeerd is.

na tena hoti dhammattho yen'attham sahasa naye yo ca attham anattham ca ubho niccheyya pandito

Een handhaver van gerechtigheid oordeelt niet overhaast. De wijze oordeelt met grote zorgvuldigheid over wat goed en wat verkeerd is.

Als iemand in een geval haastig met willekeur oordeelt over wat goed en wat verkeerd is, dan is zijn oordeel niet gebaseerd op gerechtigheid. Maar de wijze persoon oordeelt op basis van onderzoek en zonder vooroordelen over wat goed en wat verkeerd is.

Stevig gevestigd in rechtvaardigheid

257. Wie op anderen op onpartijdige wijze het recht toepast, met zorgvuldigheid, met rechtvaardigheid, die wijze bewaakt de Dhamma. Hij wordt 'de in rechtvaardigheid gevestigde' genoemd.

asahasena dhammena samena nayati pare dhammassa gutto medhavi dhammattho'ti pavuccati

Met voorzichtigheid, rechtvaardigheid en eerlijkheid geeft hij leiding. Beschermd door rechtvaardigheid, wordt hij 'de in rechtvaardigheid gevestigde' genoemd.

Die wijze persoon die het recht toepast en over anderen oordeelt, onpartijdig, zonder vooringenomenheid en zonder willekeur, wordt bewaakt door en is in overeenstemming met de wet van rechtvaardigheid. Zulk een persoon wordt beschreven als zijnde 'gevestigd in de Dhamma'.

Iemand die veel spreekt is niet per definitie wijs

258. Iemand is niet per definitie wijs doordat hij veel spreekt. Maar iemand die bevrijd is, iemand die niet haat, iemand die zonder angst is, zo iemand wordt terecht 'een wijs persoon' genoemd.

na tena pandito hoti yavata bahu bhasati khemi averi abhayo pandito'ti pavuccati

Royaal zijn met woorden maakt iemand niet wijs. Maar iemand die de veilige kust heeft bereikt, die niet haat en geen angsten kent, dat is een wijs mens.

Een persoon kan niet als geleerd of wijs worden betiteld louter doordat hij veel spreekt. Hij die veilig (khemi) is (d.w.z. bevrijd), iemand die niet haat en die geen angst heeft, zulk een persoon wordt terecht een geleerd persoon genoemd.

Zij die weten, spreken weinig

259. Iemand is niet bedreven in de Dhamma door louter veel te spreken; maar iemand die er zelfs weinig over heeft gehoord maar die de Dhamma in het lichaam ziet, diegene is inderdaad kundig en niet onachtzaam in de Dhamma.

na tavata dhammadaro yavata bahu bhasati yo ca appam'pi sutvana dhammam kayena passati sa ve dhammadharo hoti yo dhammam nappamajjati

Veel spreken maakt iemand geen Dhamma beoefenaar. Maar door alert te zijn in zijn oefening, dat is wat iemand een beoefenaar maakt.

Iemand is niet bedreven in de Wet van Rechtvaardigheid doordat iemand louter veel spreekt. Zelfs als iemand maar een klein beetje van de Dhamma heeft gehoord, maar de Dhamma door zijn lichaam heeft ervaren, is hij bedreven in de Dhamma.

Grijze haren maken van iemand geen ouderling

260. Een monnik kan grijze haren hebben, maar dat maakt hem nog geen ouderling; hij is slechts gerijpt in jaren. Hij wordt 'vergeefs oud' genoemd.

na tena thero hoti yen'assa palitam siro paripakko vayo tassa moghajinno'ti vuccati

Grijze haren of een kaal hoofd maken van iemand geen ouderling. Het oud zijn zonder toegevoegde waarde wordt 'vergeefs oud' genoemd.

Iemand wordt geen ouderling (thera) louter doordat hij kaal geworden is of doordat zijn haren grijs geworden zijn. Iemand die enkel en alleen oud geworden is (zonder de groei van moraliteit en wijsheid) is vergeefs oud geworden.

De persoon met volledige inspanning is de ware ouderling

261. In wie waarheid is en Dhamma, wie geweldloos is, beheerst en gedisciplineerd; hij die standvastig en vrij van bezoedelingen is. Zulk een wijs persoon wordt terecht 'een ouderling' genoemd.

yamhi saccam ca dhammo ca ahimsa saññamo damo sa vé vantamalo dhiro thero iti pavuccati

Vrij van bezoedelingen, begiftigd met waarheid, deugdzaamheid, mededogen en zelfbeheersing; zulk een standvastige wordt terecht een ouderling genoemd.

Met waarheid worden hier de Vier Edele Waarheden bedoeld en met Dhamma de Leer van de Boeddha. Wanneer deze diep in iemands hart gevestigd zijn, wordt iemand geweldloos, zelfbeheerst en gedisciplineerd. Hierdoor wordt hij standvastig en vrij van bezoedelingen. Zulk een wijs mens wordt terecht een ouderling genoemd.

Wie jaloezie opgeeft heeft een goed karakter

262. Een persoon is niet mooi vanwege zijn welbespraaktheid of vanwege zijn mooie uiterlijk zolang hij jaloers, hebzuchtig en bedrieglijk is.

na vakkaranamattena vannapokkharataya va sadhurupo naro hoti issuki macchari satho

Zolang iemand jaloers, hebzuchtig en bedrieglijk is, is iemand niet mooi louter vanwege zijn welbespraaktheid of zijn mooie uiterlijk.

Louter vanwege iemands verbale vaardigheden, zijn indrukwekkende stijl van spreken of vanwege zijn charmante voorkomen, maakt iemand geen mooi en zuiver mens zolang hij hebzuchtig, jaloers en bedrieglijk is.

Wie het kwaad ontwortelt, dat is de deugdzame

263. Maar in wie deze (onzuiverheden) volkomen afgeworpen zijn, ontworteld zijn, volkomen vernietigd zijn, diegene wordt 'mooi' genoemd; een wijs mens die gezuiverd is van haat.

yassa c'etam samucchinnam mulaghaccam samuhatam sa vantadoso medhavi sadhurupo'ti vuccati

Met het kwaad volledig ontworteld, wie wijsheid bezit en vrij van bezoedelingen is; zulk een persoon wordt de deugdzame genoemd.

Een persoon die al deze kwade zaken heeft ontworteld en uitgeroeid, die zich heeft bevrijd van bezoedelingen (asava), zulk een persoon wordt een zuiver mens genoemd.

Een kaalgeschoren hoofd maakt iemand geen monnik

264. Iemand wordt geen asceet vanwege een kaalgeschoren hoofd, zeker niet als hij liegt en geen discipline heeft. Hoe kan hij een asceet zijn wanneer hij door hebzucht en zelfzuchtigheid in beslag genomen wordt?

na mundakena samano abbato alikam bhanam iccalobhasamapanno samano kim bhavissati

Vol leugens, hebzucht en zelfzucht; zulk persoon is absoluut geen monnik door louter zijn kaalgeschoren hoofd te tonen.

Een individu die de religie van de Boeddha niet beoefent, die onwaarheden spreekt, die vol hebzucht en zelfzucht is, kan geen asceet (samana) worden door louter het kaalscheren van zijn hoofd.

Wie al het slechte heeft opgegeven is een ware monnik

265. Als iemand alle slechte daden, zowel kleine als grote, volledig heeft uitgeroeid, dan wordt hij terecht 'samana' genoemd.

yo ca sameti papani anum thulani sabbaso samitatta hi papanam samano'ti pavuccati

Door al het slechte te hebben overwonnen, zowel het kleine als het grote, wordt hij een samana genoemd.

Als een individu een einde heeft gemaakt aan alle zonden, zowel de kleine als de grote zonden, dan wordt hij beschreven als een asceet vanwege het feit dat hij geen enkele slechte daad meer begaat.

Bedelen maakt iemand geen monnik

266. Iemand is geen monnik omdat hij bij anderen om aalmoezen bedelt. Door een afstotend geloof te omhelzen wordt iemand geen monnik.

na tena bhikkhu hoti yavata bhikkhate pare vissam dhammam samadaya bhikkhu hoti na tavata

Door louter om voedsel te bedelen is iemand geen monnik. Noch door een algemene leefwijze aan te nemen.

Niemand wordt een monnik (bhikkhu) omdat hij bij anderen om voedsel bedelt. Ondanks het feit dat hij bedelt, wordt een individu geen monnik zolang hij een verderfelijke leer aanhangt. Dit vers sprak de Boeddha tot een brahmaan die vond dat de Boeddha ook hem een monnik diende te noemen omdat ook hij bedelt, net zoals een boeddhistisch monnik.

Het heilige leven maakt iemand een monnik

267. Wie boven goede en slechte daden is uitgestegen en het heilige leven nastreeft, die de wereld op een wijze manier bespiegelt; zulk een persoon wordt terecht 'bhikkhu' genoemd.

yo'dha puññañca papañca bahetva brahmacariyava sankhaya loke carati sa ve bhikkhu'ti vuccati

Voorbij goed en kwaad, edel in gedrag, een liefdevol en aandachtig leven; dat is de ware monnik.

Wie boven goed en slecht is uitgestegen en het pad van de hogere discipline betreedt, hij die wijselijk de wereld beschouwt, die persoon verdient het inderdaad om monnik te worden genoemd.

Zwijgen maakt iemand geen monnik

268. Door te zwijgen is iemand geen heilige zolang hij idioot en onwetend is. Maar een wijs persoon kiest voor wat goed is alsof hij (het goede en het slechte) met een weegschaal weegt.

na monena muni hoti mulharupo aviddasu yo ca tulam'va paggayha varamadaya pandito

Niet door louter het stilzwijgen te beoefenen is iemand een heilige. Maar als iemand met wijsheid het goede selecteert alsof hij met weegschalen weegt.

De onwetende persoon die er dwaze manieren op na houdt en blijkbaar verward is, kan weliswaar het stilzwijgen beoefenen — de soberheidoefening van de heiligen (muni's). Dit maakt hem echter geen heilige. Maar een wijs persoon die het goede en het slechte weegt, zoals iemand die weegschalen hanteert, weegt het goede en het slechte en kiest voor wat goed is.

Alleen ware wijsheid maakt iemand een heilige

269. Doordat iemand vrij is van het slechte, daarom is iemand een heilige. Hij die beide sferen (van goed en kwaad) begrijpt, die wordt terecht 'muni' genoemd.

papani parivajjeti sa muni tena so muni yo munati ubho loke muni tena pavuccati

De heilige verwerpt volledig het slechte. Hij weegt beide werelden, het goede en het slechte. Daarom wordt hij een muni genoemd.

Omdat hij weegt wat goed en wat verkeerd is, schuwt hij het kwade. Vanwege dit feit is hij een heilige (muni). Door zijn heilige wijsheid is hij capabel om beide werelden (de sferen van het goede en het kwade) te wegen, d.w.z. dat hij perfect de gevolgen hiervan begrijpt.

De ware edele mensen zijn geweldloos

270. Door levende wezens te kwellen is iemand niet een edel mens. Maar door geen enkel levend wezen te kwellen, daarom wordt iemand 'ariya' genoemd.

na tena ariyo hoti yena panani himsati ahimsa sabbapananam ariyo'ti pavuccati

Doden maakt een mens onedel. Geweldloosheid ten opzichten van alle levende wezens is bepalend of een mens edel is.

Een persoon die levende wezens kwelt is geen edel mens. Het is de wijze persoon die terecht een ariya wordt genoemd, want deze persoon kwelt geen enkel levend wezen, hij is een edel individu.

Niet door de voorbereidende aspecten bereikt men het doel

271. Niet door regels en rituelen, niet door veel leren, niet door meditatieve kalmte of door een leven te leiden in afzondering.

na silabbatamattena bahusaccena va puna athava samadhilabhena vivicca sayanena va

Niet door regels en rituelen, noch door diepzinnige geleerdheid, noch door meditatieve kalmte, noch door een leven in afzondering.

Deze twee verzen zijn voor de monniken een aansporing om zich in te spannen om de staat van vlekkenloosheid (Nibbana) te verwerkelijken. Er wordt hen gevraagd hun inspanning niet te laten afzwakken bij het realiseren van enkele zaken die zij verworven hebben, zaken die slechts een voorbereidende functie hebben op het pad naar het uiteindelijke doel.

Alle bezoedelingen moeten worden opgegeven om het doel te bereiken

272. Monniken, zouden jullie tevreden zijn en denken: 'Ik heb de zegen van verzaking, die niet door het gewone volk ervaren wordt, bereikt', dan hebben jullie het einde van bezoedelingen nog niet bereikt.

phusami nekkhammasukham aputhujjanasevitam bhikkhu vissasamapadi appatto asavakkhayam

Een monnik kan de zegen van zijn ascetisch leven ervaren, maar dat is noch steeds niet de verwerving van Nibbana.

Monniken, rust niet tevreden doordat je regels en ceremonies handhaaft. Ben zelfs niet tevreden met bijzondere geleerdheid. Ook zouden jullie niet tevreden moeten zijn met het verwerven van mentale kalmte. Rust ook niet tevreden bij het bereiken van mentale afzondering terwijl je denkt: 'Ik heb de zegening van verzaking ervaren die niet door het gewone volk ervaren wordt.' Verslap niet in je inspanning totdat je het Nibbana verworven hebt.

Document info
RegID Dhphfd19
Bijgewerkt 2 augustus 2020 23:35:56
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen