De wereld onderzoekend

Lokavolokana Sutta

In wijsheid wordt de wereld gezien als een ziek zelf.

Aldus heb ik gehoord (evam me sutam). Eens verbleef de heer in Uruvela naast de rivier de Nerañjara aan de voet van de Bodhi boom, toen hij juist de volledige verlichting verworven had. In die tijd zat de heer gedurende zeven dagen met zijn benen gekruist, en hij ervoer de zegen der bevrijding. Toen, aan het einde van die zevende dag, rees de heer uit die concentratie op en onderzocht de wereld met het Boeddha-oog (buddha cakkhu). Terwijl hij de wereld onderzocht met het Boeddha-oog, zag de heer wezens die gepijnigd werden door verscheidene kwellingen en welke verteerd waren door verscheidene koortsachtige verlangens, geboren uit hebzucht (lobha), haat (dosa) en begoocheling (moha).

Toen, zich de betekenis ervan realiserend, uitte de heer bij die gelegenheid deze inspirerende uitspraak:

Deze wereld is onderhevig aan kwelling (dukkha);
gekweld door contact (phassa), noemt men een ziekte 'zelf'.
Hoe men zich hem ook voorstelt,
hij is toch steeds weer anders[1].

Doordat hij steeds iets anders wordt,
wordt de wereld in stand gehouden door het bestaan (bhava),
wordt men gekweld door het bestaan en zoekt men vreugde in het bestaan (kama bhava).

Maar waar vreugde in gezocht wordt brengt angst (bhaya),
en wat men vreest is lijden (dukkha).

Nu is dit heilige leven geleefd,
om het bestaan te verlaten.

Wat kluizenaars en brahmanen ook hebben gezegd,
dat vrijheid van bestaan komt door het een of ander bestaan;
ik zeg, dat geen van hen bevrijd is van het bestaan.

En wat kluizenaars en brahmanen ook hebben gezegd,
dat het ontsnappen (nissarana) aan het bestaan (bhava) komt door een 'niet-bestaan' (vibhava);
ik zeg, dat geen van hen ontsnapt is aan het bestaan.

Afhankelijk (nissito) van hechten (upadana) komt dit lijden (dukkha) op.
Door de beëindiging van al het vastgrijpen,
wordt er geen lijden meer geproduceerd.

Kijk naar de mensen in de wereld,
gekweld door onwetendheid (avijja),
zij komen in het bestaan (bhava),
zij scheppen behagen in het bestaan (kama bhava),
zij zijn niet bevrijd.

Wat er ook voor vormen van bestaan zijn, op welke manier, waar dan ook;
al deze vormen van bestaan zijn vergankelijk (anicca), strekken tot leed (dukkha), en zijn veranderlijk (viparinama) van aard.

Door dit te zien zoals het werkelijk is (yathabhuta) met het perfecte oog van wijsheid (pañña)
wordt de hunkering naar het bestaan (bhava tanha) opgegeven,
noch zoekt men dan vreugde in 'niet-bestaan' (vibhava tanha).

Nibbana is de vernietiging van alle hunkeringen (tanha),
volledige hartstochtloosheid (viraga) en uitblussing (nirodha).

Een monnik wiens hunkeringen zijn uitgeblust
door niet vast te grijpen,
heeft geen hernieuwing van het bestaan (punabbhava).

Mara is verslagen, de strijd is gewonnen:
de serene is voorbij alle vormen van bestaan gegaan.

Eindnoten

[1] Welke opvatting men ook heeft, de ware aard van de vijf aggregaten van hechten (pañca upadana kkhandha) welke de wereld, ik, mijn, etc. omvat, zijn vergankelijk, onbevredigend, en zonder-zelf, zonder een vaste kern. Alles is onderhevig aan een proces van voortdurende verandering en wordt daarom gezien als 'een ziek zelf'.

Document info
RegID Ud3-10
Bijgewerkt 9 oktober 2023 20:18:19
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen