De aap

Makkata Sutta

Het zuivere gebied en het juiste territorium.

In het Himalaya gebergte, de koning van de bergen, zijn er moeilijk begaanbare, oneffen gebieden waar noch apen noch menselijke wezens verblijven. Er zijn ook moeilijk begaanbare, oneffen gebieden waar apen verblijven, maar waar geen menselijke wezens verblijven. Er zijn ook uitgestrekte stukken land die aangenaam zijn, en waar beide verblijven zowel menselijke wezens als apen. In zulke plaatsen zetten jagers een pekval op het apenpad voor het vangen van apen.

De apen die niet dwaas en niet onvoorzichtig van karakter zijn, zullen op een afstand blijven wanneer zij de pekval zien. Maar elke aap die dwaas en onvoorzichtig van karakter is, komt (uit nieuwsgierigheid) op de pekval af en grijpt ernaar met zijn hand die daar dan aan vast blijft kleven. En dan denkt hij: 'ik zal mijn hand bevrijden', en met zijn andere hand grijpt hij ernaar. En ook die blijft vastkleven. En dan denkt hij: 'ik zal mijn beide handen bevrijden', en hij grijpt ernaar met zijn voet. Ook deze blijft vastkleven. Dan denkt hij: 'ik zal mijn beide handen en mijn voet bevrijden', en hij grijpt hiernaar met zijn andere voet. Ook deze blijft vastkleven. En dan denkt hij: 'ik zal mijn beide handen en mijn beide voeten bevrijden', en hij grijpt hiernaar met zijn mond. Maar ook deze blijft vastkleven.

Een dwaze, onvoorzichtige aap.
Een dwaze, onvoorzichtige aap.

En zo ligt de aap daar brullend op de grond, op vijf manieren verstrengeld, vervallen tot rampspoed, vervallen tot ondergang en is hij helemaal aan de jager overgeleverd. Dan, zonder zich wat van de aap aan te trekken, spietst de jager hem ter plekke aan een pin, pakt hem op, en sleept hem vervolgens weer verder als hij dat wil. Dat is nu wat er gebeurt met iedereen die zich buiten zijn zuivere gebied en in het territorium van anderen begeeft.

Om deze reden moeten jullie je niet buiten je zuivere gebied en niet in het territorium van anderen begeven. In iemand die zich begeeft in wat niet zijn zuivere gebied is en in wat het territorium van anderen is, daar krijgt Mara een opening, daar krijgt Mara vaste voet aan de grond.

En wat is voor een monnik niet zijn gebied maar het territorium van anderen? Het zijn de vijf ketenen van zintuiglijkheid (kama guna). Welke vijf?

Vormen die waarneembaar zijn met het oog — aangenaam, plezierig, verrukkelijk, geliefd, begeerte voedend (ahara), verleidelijk.

Geluiden die waarneembaar zijn met het oor — aangenaam, plezierig, verrukkelijk, geliefd, begeerte voedend, verleidelijk.

Geuren die waarneembaar zijn met de neus — aangenaam, plezierig, verrukkelijk, geliefd, begeerte voedend, verleidelijk.

Smaken die waarneembaar zijn met de tong — aangenaam, plezierig, verrukkelijk, geliefd, begeerte voedend, verleidelijk.

Aanraakbare dingen die waarneembaar zijn met het lichaam — aangenaam, plezierig, verrukkelijk, geliefd, begeerte voedend, verleidelijk.

Dit is voor een monnik niet het zuivere gebied. Dit is het gebied van anderen[1].

Begeef je, monniken, in wat jullie zuivere gebied is, wat jullie eigen voorouderlijke territorium is. In iemand die zich begeeft in wat zijn zuivere gebied is, in wat zijn eigen voorouderlijke territorium is, daar krijgt Mara geen opening, daar krijgt Mara geen vaste voet aan de grond.

En wat is voor een monnik zijn zuivere gebied, wat is zijn voorouderlijke territorium? Het zijn de vier fundamenten van indachtigheid (satipatthana). Welke zijn deze vier?

Daar is het geval waarin de monnik zelf zijn eigen lichaam beschouwt — ijverig, alert en indachtig — en afdoet met begeerte en verdriet met betrekking tot de wereld (van lichamelijkheid, rupa).

Daar is het geval waarin de monnik gevoelens beschouwt, gevoelens op zich en die van hemzelf — ijverig, alert en indachtig — en afdoet met begeerte en verdriet met betrekking tot de wereld (van gevoelens, vedana).

Daar is het geval waarin de monnik mentale formaties beschouwt, mentale formaties op zich en die van hemzelf — ijverig, alert en indachtig — en afdoet met begeerte en verdriet met betrekking tot de wereld (van formaties, sankhara).

Daar is het geval waarin de monnik de geest beschouwt, de geest op zich en die van hemzelf — ijverig, alert en indachtig — en afdoet met begeerte en verdriet met betrekking tot de wereld (van de geest, citta, viññana).

Dit is voor een monnik zijn zuivere gebied. Dit is zijn eigen voorouderlijke territorium.

Eindnoten

[1] Het gebied om de zintuigen te voeden is het gebied van wereldse mensen (puthujjana). Zij hebben andere bezigheden (hebben een ander gebied) dan edele mensen (ariya puggala).

Document info
RegID S47-007
Bijgewerkt 18 november 2023 15:50:32
Auteur Peter van LoosbroekAnanda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen